Voor Geert Mak.
Mijn schoonvaders eeuw
ligt nu in uw hand.
Hij heeft beschreven
hoe hij die beleefde
in zijn Nederland.
Hij werd gedreven
door passie en godsdienst,
door dromen en zorgen,
door hopen op morgen.
Hij was Amsterdammer,
van oorsprong een Zeeuw
in mijn schoonvaders eeuw.
A.D. 2015,
Daan van Alten
Meer over De Tekenaar
De Tekenaar is:
- een gedreven kunstenaar die schoonheid ziet en ervan genieten kan. Soms strijden geloof en kunstenaarschap om de voorrang.
- een diep gelovige jongen die de godsdienst zo serieus neemt dat zijn vrienden hem er om uitlachen.
- een harde werker die zijn hele leven probeert via avondstudies zijn maatschappelijke positie te verbeteren.
- een man die zijn gezin de oorlog, ook de hongerwinter, doorsleept.
- het hoofd van een gezin waar hij ontroerend veel van houdt.
- Een man die lijdt aan kerkscheuringen en ordeproblemen, iemand die worstelt met het leven.
Levensfasen
De dagboeken beschrijven zijn leven vanaf zijn zestiende levensjaar tot aan zijn dood. Alle levensfasen (ook op de vroege jeugd wordt teruggekeken) komen aan de orde. Zijn puberteit komt ter sprake, de ambachtschool, zijn dromen over een glorieuze toekomst, zijn werk als huisschilder, het vertrek uit Zeeuws Vlaanderen naar Eindhoven, hoe hij daar slaagt als reclametekenaar, maar uiteindelijk ook slachtoffer wordt van de grote crisis.
Hij trouwt in 1936, is - zoals dat nu heet - zzp'er en dat valt niet mee.
In de oorlogsjaren kan hij, meer dan ooit, leven van de kunst en het gezin overleeft mede dank zij de schilderijtjes van boerderijen waarvoor de boer graag in natura betaalde. Na de oorlog komt hij meer en meer in het onderwijs terecht, wat hem niet ligt, maar het bijbehorend loon is niet onbelangrijk voor een groot gezin.
De jaren zestig en zeventig komt hij niet zonder problemen door. De opgegroeide kinderen verlaten het nest en laten de ouders verbijsterd achter: hoe heeft dit zo kunnen gebeuren?
Hij ploetert nog een tijd door en gaat dan met pensioen. Goede tijden vangen aan met veel plezier in het artistieke werk. Na de dood van zijn vrouw, leeft de tekenaar nog een flinke tijd alleen, maakt zich nog druk over veel, en valt ten prooi aan de toeslaande prostaatkanker. De laatste paar jaar van zijn leven brengt hij door in Kampen waar hij verzorgd wordt door zijn zonen.
het werk
Als kleine jongen kan hij al heel goed tekenen. De boeremensen vinden hem een kunstenaar. Hij mag naar de ambachtschool en leert daar het vak van huisschilder. Als zodanig gaat hij ook aan het werk in zijn geboorteland Zeeuws Vlaanderen. Maar vrede heeft hij hier niet mee. Hij droomt van andere dingen.
Als hij geen werk meer heeft, zoekt en vindt hij dat in Eindhoven, en wel als reclametekenaar. Hij maakt reclame voor Philips, Velasquez, Fyffes bananen, enzovoort. Hij geniet volop totdat ook daar de crisis hem achterhaalt.
Nu wil hij zelf opdrachten binnenhalen en daarmee een bestaan opbouwen in Amsterdam. Dat gaat moeizaam, maar toch lukt het hem een net voldoende inkomen te genereren om te trouwen en kinderen te krijgen. Een belangrijk deel van zijn werk doet hij voor het CNV en voor de AR. Hij voelt zich daarbij betrokken als gelovige en ziet het als zijn roeping.
In de oorlog krijgt hij kansen om te werken als vrije kunstenaar. Dat gaat na de oorlog nog even door, maar loopt toch spaak en levert niet genoeg op voor een gezin met inmiddels zes kinderen. Hij wordt tekenleraar, wat hij eigenlijk niet kan. Het leraar zijn geeft soms voldoening, maar vaker frustraties. Tussendoor blijven er opdrachten komen voor zelfstandig artistiek werk. Lang werkt hij als onbevoegd docent, dus ploetert hij op de akte-studie die hem bevoegdheid kan geven. Dat lukt na jaren avondcursussen.
Hij haalt niet helemaal ongeschonden de eindstreep van het leraarsbestaan en gaat met pensioen. Nu kan hij in vrijheid 'zijn echte werk' gaan doen, portret tekenen en schilderijen maken. In het Stedelijk Museum doet hij mee met een groep kunstenaar die daar elke maand komen modeltekenen. Hij neemt nog eens les bij een bekende kunstenaar, treedt op als sneltekenaar op kunstmarkten en geeft lezingen over Rembrandt aan verschillende gezelschappen.
Als er dan een jongen bij hem op kamer komt die artistiek heel veelbelovend blijkt, en tegelijk merkt dat zijn eigen kunnen achteruit gaat, dan heeft hij daar veel moeite mee. Tenslotte komt hij weer helemaal aan zijn artistieke trekken doordat hij op zijn ziekbed de mooiste dromen droomt, waarin hij iets gaafs maakt, iets dat bevredigt, waaraan hij lekker hard gewerkt heeft.
kerk en geloof
De tekenaar groeit op in een gereformeerd gezin, waar het bevindelijke de overhand heeft. Zijn moeder zal op haar sterfbed klagen dat ze niet behouden is. Zelf is hij een gevoelige ziel die later ook vreest voor datzelfde lot. Al heel jong vindt hij het geloof van levensbelang en dat wordt door zijn vrienden niet altijd prettig opgevat. Hij doet belijdenis, gaat aan het avondmaal, bezoekt zondags altijd de kerk, wordt leider van de jeugdvereniging, en, eenmaal getrouwd, wordt hij ouderling in de gereformeerde kerk te Amsterdam, waar hij geniet van de voorgangers Sikkel en de Graaf.
Als hij na de oorlog goed geld verdient als reclametekenaar voor nota bene Tuschinsky en de Roxy, strijden artistieke bevrediging met het geloof.
De kerk scheurt in tweeën en de tekenaar behoort tot de 'bezwaarden'. Hij wordt nu ouderling in de vrijgemaakte kerk en voedt zijn kinderen op tot schaapjes van de kudde. In de zestiger jaren blijven de schaapjes echter niet in dezelfde kudde, maar gaan uiteen. Een aantal van zijn kinderen komen buiten het verband te staan van de vrijgemaakte kerk. In Amsterdam hebben ze de vooruitstrevende dominee De Jong, waarmee ook de tekenaar contact onderhoudt. Zelf kerkt hij bij ds Breen en hij schrijft artikelen over de vrijmaking.
Zijn gereformeerd zijn heeft soms een ongebruikelijk karakter omdat hij ook kunstenaar is en bevindelijk gevoelsmens. Er is zoveel dat hij mooi vindt, ook de abstracte kunst en de moderne boeken, zelfs die van ex-gelovigen. Dat wordt niet altijd begrepen door zijn broeders in de kerk.
Ook al overvalt hem wel eens de twijfel, hij laat die niet echt toe. Hij wenst zijn geloof te behouden, hij bidt en leest de bijbel zijn hele leven lang, tot het niet meer gaat.
terug naar pagina 1