dagboekfragment uit 1929
De tekenaar is 20 jaar
"Als 't enigszins kan zou ik graag opklimmen tot dertig gulden. Naar wat ik presteer, kan dit best, vind ik. Ik wou het maar liever ronduit zeggen, omdat dat beter is dan achteraf mopperen."
Was dit misplaatste ontevredenheid? Ik sprak vanmorgen met m'n baas over loonsverhoging. M'n werk bevalt me uitstekend. Ik doe het met toewijding. Het gebeurt dat ik na zessen nog met een ontwerp bezig ben. Helemaal zelfstandig ontwierp ik de grote doeken voor Van Beek. Er is bijna niets wat ik aflever aan letterverdelingen, cliché tekenen, gevelreclames enzovoort waarover hij ontevreden is, de baas.
Het is vreemd werk soms. Nu teken ik een prospectus voor een dansinstituut. Volgende weekn maak ik borden met bijbelteksten voor de Katholieke Jeugddag.
Wat het ook is, telkens weer kan ik met voldoening op geslaagd werk terugzien. Iedere dag is het werken me een genot.
M'n baas zei: Ik zal eens zien. Opslag komt er. Maar zoveel ineens, dat kan niet.
Met spanning wachtte ik dus af wat komen zou. Hoeveel zou het zijn? Als het nu eens ƒ 28,50 was. Dat zou ook mooi zijn. Als dan m'n ƒ 10,00 kostgeld en ƒ 2,00 voor de les er af zijn, heb ik toch nog wát over.
"Alstublieft Daan, ik heb er een schepje bij gedaan."
Het was één gulden meer dan anders, dus ƒ 27,00 nu. Hij was meteen weer weg, anders had ik aan de baas gevraagd: "Moet ik nu weer een half jaar of langer tevreden zijn"?
Wat kan ik toch grommende, morrende gedachten hebben. Ik herinner me nog levend die zaterdagmiddag, toen ik straalde van dankbaarheid omdat ik ƒ 26,- in plaats van ƒ 25,- verdiende.