dagboekfragment uit 1950
De tekenaar is 41 jaar
Na het vele werk voor de vakbond kwam,als gewoonlijk, de reactie: hij hing wat om. De divan op zijn werkkamer lokte. Hij legde zich neer.
En de volgende morgen vroeg bedacht Luc: “He ja, nu een stukje vakantie genieten.” Hij beschikte toch over vistuig de laatste weken? En viswater was vlakbij. Half slapend, half oor stond hij op, net toen z’n
schoonzus zijn kamer binnenkwam.
"Ik ga een uurtje vissen."
In z'n korte broek en met z'n shirt wijd open, zo ging Luc om zeven uur de morgen in. Hij had geen tijd bij zich, en het was fijn aan 't water en de visjes beten boeiend. Het leek of niet alleen z'n gedachten, maar ook de tijd stil stond. Alleen aan zijn maag voelde hij dat het hoog tijd was om weer naar huis te gaan.
Bij zijn thuiskomst bleek dat de zusters een gesprekje hadden gehad waarin zijn naam was genoemd. Uit wat Eveline ervan weergaf kon Luc vaststellen dat dit niet in gunstige zin was gebeurd.
"Luc neemt het maar makkelijk op. Overdag op de divan liggen. Een beetje gaan vissen." Zoiets had zijn schoonzus gezegd. Met een ruk had hij zich naar Eveline toegekeerd.
"En wat heb jij daar tegenin gebracht?"
Als een wolk die zich schuift voor de zon voelde Luc zijn stemming verdonkeren. Voluit stond daar ineens het monster van wantrouwen en van liefdeloze roddelarij tussen hen in op deze zomerse morgen. Een stukje speelse vrede werd verstoord.
"Weg is je plezier. Altijd weer wordt je de illusie ontnomen dat het harmonieus zou kunnen blijven."
Als een steen in helder water, zo brak het besef bij hem door hoe mensen zijn: ze haten elkaar, zijn in staat om wat gaaf is, stuk te breken. Het ene ogenblik is het tijd voor omhelzen, een volgend ogenblik zijn we daar ver vanaf.
Ja, ook was er een zeker zelfverwijt. Hij had zich laten gaan, zonder z'n positie als man en vader van z'n gezin in 't oog te houden. Dat moet, zeker in bijzijn van een ander, een vreemde, een pottenkijkster.
De felheid van zijn eerste reactie sloeg al gauw over in een verdrietig gevoel.