dagboekfragment uit 1934
De tekenaar is 25 jaar
Een jongen die groter is geworden, weet dat St Nicolaas het niet brengt, maar dat moeder het koopt, een paar dagen of een week van te voren. Hij heeft opgelet en in een glimp iets ontdekt. Hij heeft z'n oren gescherpt en even muisstil gestaan toen hij een paar woorden opving.
Het geluk gloeit door hem heen: het mooie dat straks zijn bezit zal zijn, is er nu al, ligt als een verrassing voor hem gereed, vlakbij, binnen in eigen huis, vlak bij z'n kamer waar hij er straks mee mag spelen. Hij vlucht weg met glinsterende ogen, blij.
Onder neergeslagen oogleden en onder verbergende wimpers verbergt hij voor moeder dat hij innerlijk moet lachen. Wat zei ze ook weer precies en hoe keek ze daar bij? Ernstig leest hij door in het boek waarin hij bezig was. wat De jongen doet alsof en kletst wat in de sfeer van dat geheimzinnige.
"Ja, het komt al dichtbij; wat zou het worden? Ik ben toch zo benieuwd."
"Ja, jongetje, dat moet je nou maar geduldig afwachten hoor."
En dan zegt hij alleen maar: "Hè, ik wou dat het al St Nicolaas was."
Zo'n gevoel ongeveer was er ook toen ik dinsdag 2 oktober voor de eerste keer het lesgeld ontving.
Zeegers had indertijd haastig gepraat:
"Wordt niet slecht betaald. Geeft je hetzelfde wat de andere leraren per uur verdienen, f 2,50."
"Twee vijftig per uur?!"
"Tja, Apollo-Instituut hè. Er zijn collega's met Dr voor hun naam. Een Instituut aan de Apollolaan."
In de allermooiste buurt van Amsterdam met de deftigste mensen wandelen de dames langs het fijn verzorgde, groene straatmidden. Daar is het stadion en aan de andere kant het Muzieklyceum. Amsterdam Zuid is groots en voornaam. Odeurgeur, zijde, gedragen door dames met slanke gang en dofzuivere, tintdiepe huid. De heren hebben gelijnde, rechte gestalten, welverzorgde, strak geschoren en gekamde koppen, fris door sport en rust en baden, fleurig en van ontberingssporen vrij, afgekleed met soepele stof die het bij elke voetstap sierlijk doet.
En in die omgeving, in dit Instituut, daar heb ik mijn taak van zes uren in de week les geven. Directeur Zeylstra is een heer van het type: borst welft, pochet met een vlotte hand nonchalant in linker borstzak geschikt. Wanneer hij spreekt, heft hij de kin op en komen door optrekken van bovenlip in volle lach regelmatige glinsterende tanden zichtbaar.
"Ons onderwijs richt zich individueel op psycho-synthetische grondslag."
In de prospectus van het Instituut begint de directeur met het citeren van de analytisch psycholoog te Basel die zegt:
Psychosynthese is het spontaan scheppend gebeuren dat zich in de ziel voltrekt. De toepassing hiervan is een actieve ingreep van de leraar in de psyche van de leerling om te helpen opbouwen en de natuurlijke synthetische krachten actief te ondersteunen.
De stem van deze directeur heeft een iets hese, maar toch aangename welluidendheid met afgeronde beheersing. Maar in de klas kan die vanuit de hoogte over de leerlingen krijsend neerstriemen.
Met breed gebaar in het half licht van de gang, tussen zijn directeurskamer en mijn klas staat hij: "Mijnheer van Driel, u was er gister niet; even dit overhandigen. Over de maand september."
Nu was er het moment.
M'n brieven gingen al naar huis en tegen m'n meisje Krien zei ik: "Die schooluren zijn maar uren van drie kwartier. Het valt me echt mee, het lesgeven. De directeur maakte me na enkele lessen zelfs een compliment over de manier waarop ik de zaak aanpakte." Echter, een paar niet bevoegde collega's zijn jong en geven veel uren. Is dat heus zoveel maal twee vijftig? Wat veel!?
Maar ik had Zeegers toen toch duidelijk verstaan!? Verleden week in een gesprek dook ineens weer die verontrustende gedachte op: Klopt het wel?
In de prospectus zag ik wat het schoolgeld per maand per leerling bedraagt. Even een sommetje gemaakt: ja, het zou kunnen. Het is een mooie bijverdienste in weinig werkuren, al gaat er dan de voorbereiding thuis aan vooraf.
"Dat betekent, vrouwtje, een stap dichterbij. Elke week keert dat terug en regelmatig kunnen we er op rekenen. M'n kostgeld is gedekt! Het daget…!?"
En nu het moment. Een enkele blik werp ik in de envelop. Hevig voelde ik m'n protestblik opgaan in het gezicht van directeur.
"Is dat alles?"