simon carmiggelt herfstbloemen colijn en de AR Buthdijk, Axel buurman Millenaar de molen van Cappon pioenrozen moeder Krina   DE TEKENAAR   aan de Amstel PCB-kalender Kuiphof meneer Visser
jong Holland snakt naar werk


terug naar start

dagboekfragment uit 1935

De tekenaar is 26 jaar
Tijdens de ontmoeting bij schilder Van Bloem in Den Haag hadden we een geanimeerd onderhoud naar aanleiding van de schilderijen die de schilder toonde. Hij is een sterk levende, al bejaarde schilder met jeugdconnecties bij mannen als Theofiel de Bock, Poggenbeek enzovoort.
In vuur kwam hij af en toe als een schilderij rijke herinnering opriep aan de scheppingsvreugde ervan: Een dorp in Limburg met een eenvoudig torentje dat verschillende keren van een andere kant bezien, terugkeert in de collectie.
"Dat is een stuk van mezelf," verklaarde hij enthousiast.
Zijn scheppingsdrang dreef hem al heel vroeg tot het met overgave tekenen van knotwilgen of dergelijke. De bomen werden objecten ter voorbereiding, om de groei en de tekening daarvan tot in alle onderdelen te bestuderen en te karakteriseren.
De groei van de bomen op zijn latere schilderijen is dan ook meesterlijk tot uiting gebracht. Je ziet ze uit de onzichtbaarheid van de wortel organisch uit de grond opstuwen, vast geplant, sterk en fraai. Ja, die bomen staan.
Een dik boek met recensies over zijn werk heb ik doorgezien.
"Als 'self made man' weet ik wat het is je er zonder financiële ondergrond maatschappelijk door te worstelen en je esthetisch ideaal niet los te laten."
Met warme bewondering keek en luisterde ik. Ik zag de vertederde verrukking of de sterk bewogen onstuimigheid en de rijpe beheersing waarmee hij had gepenseeld. Werk van iemand die het aandurfde om door het leven te gaan met zijn schilderkist. Hij voldeed aan zijn roeping en verdiende daar zijn brood mee, ook voor vrouw en kinderen. Wat een geestkracht. Deze man stond als een ideaal.

"Zou ik dat ook niet kunnen?"
De gloed van zijn woorden begeesterde me, wekte in me de begeerte dit werk en leven te benaderen. Altijd weer bij dergelijke ontmoetingen, ook bij het werk van de jongere moderne dichters en schrijvers, spuit die begeertevraag op.

Zo voelde ik me die middag; de leegte en zelftwijfel werden opgeheven tot bergen van kunnen. Een mens met dezelfde strijdgeschiedenis wijst met het gebaar van de overwinnaar de vruchten aan van zijn geest en hand. Een feest was het.

We kwamen tot de grote vraag naar de geestelijke achtergrond van de dingen. Kunstenaar zijn is 'dienen' stelden we vast. We deden een uitspraak over de vraag hoe we dat dienen wilden zien.
Volgens neef Daan de Vos mocht de schilder achter zijn schilderij gaan staan en zeggen: "Dit heb ik gedaan; alle eer hiervoor komt mij toe."
De schilder zag meer het dienen van de mensheid. Hij wilde niet de eer van zijn werk zichzelf toeschrijven: "Het kunnen komt als gave over me. Waarvandaan is niet te zeggen."
Toen kwam mijn antwoord als een getuigenis. "Is het niet het dienen van de Schepper, een lofzang, een hymne aan God? Werkt de kunstenaar niet bij de gratie Gods?"

We werden het niet eens. Hier stonden twee mensen voor wie de vreze Gods in calvinistische geest identiek is aan enghartigheid, verstarrende bekrompenheid zelfs. De dokter en de kunstenaar wilden mij helpen. Hun sympathieke moeite hiervoor werd diep door me gewaardeerd. Elk op hun gebied respecteer ik ze en acht ze hoog.
Maar nu stonden ze in die levensvraag afwijzend tegenover me. Ook waarschuwend en schouderophalend:
Welke mogelijkheden voor je ontplooiing heb je als je bij die kring blijft? Liggen daar geen grote belemmeringen? Als alles je door God gegeven wordt, ligt daar dan geen gevaar in voor gevoelens van minderwaardigheid?

Ons gesprek brak af. We dronken thee, boven, waar de dames op ons wachtten. Er heerste een gulle toon en een opgewekte, levenskrachtige sfeer, vreemd aan kleinzieligheid en burgerlijke gedwongenheid. Midden in verhuis- en verbouwingdrukte, lieten de schilder en zijn vrouw hun bezigheden varen en waren een en al aandacht voor ons.

Voor de zoveelste keer trof me wat dr Abraham Kuyper het 'nobele' noemt. Als je kerkmensen vergelijkt met die van de wereld, winnen de laatsten het vaak.
Deze ontmoeting was tenslotte ook aanleiding tot het kennismaken met dhr Bert Nienhuis, keramist in Amsterdam. En via deze kwam ik in aanraking met de nieuwe kunstschool waar ik op voordelige voorwaarden nog voor de vakantie enkele lessen denk te volgen, voornamelijk in portret, van Paul Citroen.