dagboekfragment uit 1958
De tekenaar is 49 jaar
"Moeder, de heerlijke zondag is voorbij. Morgen weer de strijd om het bestaan: een stel onwillige snotneuzen bezighouden."
Niet bepaald een fraaie uiting van Luc's moedig ingaan van de werkweek. En dat in dagen waarin voor velen helemaal geen werk was; er werden 100.000 werklozen genoemd. Schandelijk dus zoiets te zeggen. Tja, maar als het toch gewoon zo is?!
Wat had hij zich de vorige week kwaad gemaakt. Moedwillige ongehoorzaamheid, het stompzinnige niet willen, het al maar door zeuren en zaniken, veel te luidruchtige stemmen, het povere resultaat, de brutale bejegening als antwoord op z'n veel te vriendelijke bedoelingen. Met moeite en zorg had hij onderwerpen uitgekozen en besproken.
Daarna het wrange zelfverwijt om eigen falen: Wat ben jij er voor een? Wat is dat voor methode die jij voor het regeren van deze blagenkudde toepast? Denk je echt dat schreeuwen en 'sssst' zeggen of redevoeringen afsteken of uit je vel springen of er één een lel verkopen, de manier is? Je weet wel beter. Je ondervindt wel anders.
En dat strafwerk waarmee je dreigt, moet je nu eens wel geven. Achtervolg ze als het niet op tijd komt, en verdubbel het dan.
Ja ja.
Als hij dan 's avonds gebogen over zijn algebraboek zit en door de bladzij heen de x-en en y-en ziet opdwarrelden, spoken beschuldigende gedachten door zijn hersens. Hij ziet weer de koude haat in de ogen van een lief meisjesgezicht dat hij zo graag aandachtig boven haar werk had willen zien. Maar liever kletste ze met haar buurvrouw of nikste ginnegappend en verknoeide papier.
Hij had haar bestraft met een maar half of helemaal niet beheerste uitval. Zijn hatelijke sneer was het antwoord op die honende ogen. Bijtende spot over een jongensgezicht had hem tot in het merg getroffen als een boze kracht. Nog ziet hij hoe triomfantelijk zo'n snuit hem tegengrijnsde. Het had hem moeite gekost om daar niet midden in te slaan.
Luc weet wel, hij heeft nu de sombere glazen in zijn bril die hem alleen maar de donkere plekken in de voorbije week doen zien. Daar waren heus ook wel andere gezichten en werk waar je met plezier naar keek. Alleen, het was verhoudingsgewijs zo weinig.
"Mijnheer, u roept veel te hard en u slaat soms en dat doet mijnheer S niet en daar zijn we wel stil."
De jongen die dit zei was de vorige week bij hem thuis geweest. Hij kwam de portrettekening van zijn vriendje ophalen die Luc tijdens de les getekend had. Een aardige ontmoeting.