dagboekfragment uit 1939
De tekenaar is 30 jaar
In oktober heb ik besprekingen op het Bondsbureau van de Voedings- en Genotsmiddelenarbeiders in Rotterdam. Een ontwerp voor een affiche dat ik daar al een maand of zeven geleden had achtergelaten, werd nu een opdracht voor drukwerk. De schriftelijke bevestiging ervan zou me nog worden toegezonden, evenals de oplage. "Begint u ondertussen vast aan de uitwerking van de plaat."
Die plaat is tevens berekend op gebruik als voorpagina van een propagandageschrift: De geschiedenis van de Christelijke Vakbeweging in Beeld. De Bondsbestuurder van die organisatie, de heer Elzinga, behandelde het ontwerp.
In afwachting van de officiële bevestiging van de opdracht, zet ik nu een zevental schetsen op voor de N.C.L.B. Daarover maakte ik telefonisch een afspraak met de heer Oudekerk. Zo was er dus de laatste twee weken leven in mijn brouwerij.
De zorgvuldig gemaakte schetsen bezorgde ik in Utrecht aan het adres van de heer Oudekerk. De telefonisch afgesproken veertien dagen waren al met een paar dagen vermeerderd. Zou nu de goedkeuring van mijn ontwerp volgen, dan zal de uitwerking me niet zoveel moeite meer kosten.
Met het resultaat stond ik daar in de lege, opgebroken gang van het in verbouwing zijnde Bondsbureau. De heer Oudekerk had echter geen tijd om mij te woord te staan. Ook de hele volgende week zou die mogelijkheid er niet zijn. Maar daarna moest ik maar even bellen.
Zeer moe ging ik toen naar mijn vrouw en kindje, die een week in Utrecht verbleven om wat op te knappen. Annie was weken ziek en Krien ondervond 'de bezwaren' in zo hevige mate dat ze erg was verzwakt. Haar werk kon ze haast niet meer aan en ze moest op krachten komen.
Nu is het de ene dag meer, de andere minder. Veel bezigheden waar ze zelf de kracht voor mist, vul ik aan.
Mijn kleine meisje geeft me meer vreugde dan ooit. Gezond en levenslustig is ze nu. Haar hoge stemmetje gaat de dingen bepraten. Je krijgt contact. Verrukkend is het om haar, na weken van remmende ziekte, te zien opbloeien.
Mijn verblijf in Utrecht was niet nutteloos omdat ik bij de Nederlandse Christelijke Textielarbeiders Bond een aantal ontwerpen bezorgde. Deze werden, als in vorige jaren, niet onwelwillend door de heer Ekkel in ontvangst genomen.
De Rotterdamse Bond heeft nog steeds niet het aantal benodigde exemplaren opgegeven. Na het binnenkomen van dat antwoord kan ik met volle kracht op de afwerking aanstomen.
Ondertussen moet de visser (die wel zijn netten uit heeft staan) teren op oude vangst. Maar elke dag is er één en de tijd wordt duur. De oorlogstoestand is al goed te merken. Engeland heeft een duur van drie jaar voorspeld!