dagboekfragment uit 1987
De tekenaar is 78 jaar
Mijn diep verlangen is, o Heer, om Uw goedheid te proeven en te gedenken en te geloven. Maar de vonk wil niet opvlammen.
Ds Breen roept: "Daaraan twijfelen we niet, want dat is zonde."
Ja, ik hoor dat op de preekstoel, zie het om me heen. Maar mijn lichaam en geest zijn niet lekker uitgerust om dankbaar en blij bij te kunnen zijn. Ik weet dat het anders moet. Was ik nog maar Gods blijmoedige kind.
Ik moet terugdenken aan het verhaal van Joop. Hij vertelde over zijn schoonvader die altijd in en voor de kerk in actie was, maar die nu oud is en in een bejaardenhuis zit. Hij kan alleen nog maar klagen, zonder dat er ook maar enig geloofsgetuigenis over zijn lippen komt. Joop vertelde hoe dat afstoot, zelfs de kinderen die hem trouw bezoeken.
Dat jaagt me angst aan. Ik vrees om daar op te gelijken.
Ik verlang zo naar dat rustig vertrouwen. Wat voel ik me zo veraf van het zorgeloze kind dat ik toch mag zijn.
"Here? Ik wil zo graag blijven geloven en daarvan getuigen!"
Door Wim Binnendijk van de EO worden willekeurige voorbijgangers aangesproken: "Gelooft u in God?" om dan bij een ontwijkend antwoord aan te dringen.
"Wanneer u vanavond zou sterven, gelooft u dan in de hemel te komen?"
Daarop 'ja' mogen zeggen, heb ik daarvan geen belijdenis gedaan? Moet ik dat nu opnieuw leren zeggen?
Hoe kan ik mijn kinderen confronteren met een vader die hen probeerde te brengen en te houden op de Ene weg van de Here en van
Zijn kerk, terwijl die vader zelf de weg kwijt is?
Nee, niet ten aanzien van de kerk, maar de weg van de innerlijke vrede met God.