dagboekfragment uit 1976
De tekenaar is 67 jaar
Vandaag heb ik een speelse aanval gedaan op een konterfeitsel van m'n eigen gezicht, met behulp van de spiegel die Jan zo vaak voor een zelfportret gebruikte. Een geschikt stuk wit karton had ik bij de hand.
Reeds maanden groeide m'n haardos door. Voordat daaraan iets gedaan moet worden (voor ons komende 40-jarig huwelijksfeest), wou ik iets hiervan vastleggen. Eerst probeerde ik het met een dia. Dat bleek moeilijk. Hoe doe je belichting, de stand waarin je de camera moet stellen? Hoe kun je zo'n spiegelbeeld vangen? Ik knipte, na wat zoeken, twee keer af, maar veel zal het wel niet veel worden. Dus moest ik dat beeld eerst maar eens met houtskool proberen te vangen. Daarna heb ik het helemaal met een streek schildersmedium doorgesmeerd. Daaroverheen probeerde ik wat kenmerkende vlakken met verf op te lichten. Zo staat deze poging in het kamertje waar ik het licht uit deed om me niet verder te verliezen in nog meer pogingen. Als ik er een blik op werp, vind ik het wel interessant.
De kapper kreeg gelijk, toen hij op m'n vraag: Blijft dat nu een poosje zitten? antwoordde: Zeker twee maanden mijnheer. Ik kreeg schampere opmerkingen te verwerken, zo van: He, hoe kom jij aan die krullen? maar ik heb nog nooit zo weinig de borstel moeten gebruiken om uitstekende pieken in bedwang te houden. Aan het eind van de week een wasbeurt en het 'zat' weer.
Ik herinner me nu ineens de begroeting van Coba Smit bij dat laatste bezoek dat ze ons in haar leven bracht: Wat zie je er zwierig uit. En dat uit de mond van een mens die geen gedaante meer had, zo zwak, zo vermagerd, zo bijna niets meer.
Ik piepte er even uit voor een bezoek aan het Stedelijk Museum. Daar maakte ik een paar schetsen in het restaurant en kopieerde in de bibliotheek uit een Vlaams Kunsttijdschrift een merkwaardig gedicht van een zekere Sanderus:
Je dacht: ik geef Hem driemaal ieder dag een psalm.
Op zondag muntgeld in de schalen,
Ook plichtgeld wil ik zonder grief betalen,
Maar varen wil ik onder eigen vlag.
Later neemt het gedicht een wat vreemde wending; hij is kennelijk van Roomse huize. Maar het is treffend zoiets in het hartje van de moderne bibliotheek van het Stedelijk Museum te vinden, vlak naast een tijdschrift waarin pornofotokunst gepubliceerd wordt.
Dit is een omgeving waarin de nieuwste expositie één van die wonderlijke experimenten laat zien waar je volslagen vreemd aan bent. Zou er met een studie misschien iets van te snappen zijn?
Aan de daarvoor te nemen moeite kwam ik niet toe. Het interesseert me ook niet. Secretaris van het Vlaams tijdschrift is Julien van Remortere, Oostende.