dagboekfragment uit 1955
De tekenaar is 46 jaar
Ik mis de voldoening, ik zie de zin van de dingen niet. Tevergeefs zoek ik. Dat maakt me moe."
Dat begreep de dokter. Hij schreef zijn recept voor een drankje. Dat kon me 'als het niet wou' misschien over de rand van een slapeloos uur helpen.
Als men mij vraagt: "Hoe gaat het zo?" Wat zou mijn antwoord moeten zijn? Ik zou met de boer uit het versje van de zangvereniging in moeten stemmen:
Ik zing met frissen moed.
Wat heeft de boer het goed.
Wie leeft er nu zo blij,
zo frank en vrij
als hij
op z'n boerderij?!
Zo had de boer zijn antwoord op die vraag schallend klaar. Zijn kop blonk daarbij en z'n ogen straalden. Hij voelde zich, hoe vroeg ook uit de veren en onder de koeien in melkenstijd, fit!
Maar kom daar eens om op Pinkstermorgen 1955, vroeg in mijn huiskamer, in pyjama en op pantoffels. Een eetlepel 'voor als het niet gaat' heb ik zojuist naar binnen gewerkt, de pen in de hand.
Gek dat ik juist op zulke ogenblikken tot schrijven kom. Of juist niet gek? Kristalliseren de gedachten zich dan juist uit zodat ze er uit moeten? Kan zo niet iets van een antwoord opdoemen, al is het maar in vragende vorm.
Vanmorgen bij het opengaan van de ogen om half zes (nadat ze vanaf half een gesloten waren), stelde ik de vraag:
"Is het niet dit: dat-ik-ze-niet-stil-kan-krijgen, die knapen op school en ook vaak die knapen thuis?"