dagboekfragment uit 1949
De tekenaar is 40 jaar
Na de vakantie was Luc begonnen met nieuwe voornemens en nieuwe moed. Dit nieuwe schooljaar zou geen donderdag nog de week bederven. Hij zou interesse opwekken bij die kinderen en hun aandacht boeien. Hij zou de leerlingen meetrekken en de 'horde' in een willige kudde veranderen. Een serie voorbeelden zou hij voor de klas halen, kleurig en aardig met veel afwisseling, en met volop gelegenheid om, als 't ene ze niet trok, ze het andere te laten maken.
Hij had tussen wat oude rollen een paar tekeningen gevonden, die hijzelf gemaakt had toen ie twaalf en elf jaar was. Wat een animo, wat een liefde om wat moois te maken had daar achter gezeten. Luc herinnerde zich het plezier waarmee hij werkte aan die grote tekeningen:
- een portret van Abraham Kuyper
- een illustratie uit Pieter Marik: Een Vergeten Gewonde
- een reproductie van een schilderij van Gerard Dou De Nieuwe Pen
- en vooral de plaat Twee meisjes, Belgische vluchtelingetjes op de arm van een Hollandse marechaussee met grote kolbak op.
De honderd procent toewijding van toen kon hem nu nog verheugen.
"Je ziet, jongens en meisjes, wat er te bereiken is."
Voor de klas vertelde hij er iets van met een paar woorden en in de lagere klassen ging het onder grote belangstelling en diepe aandacht; kneedbaar materiaal nog. In de hogere klassen bleek het goede moment er moeilijk voor te vinden. Het ging niet goed. Wéér niet. Met grimmige onvoldaanheid moest Luc het vaststellen: het lukte niet.
Kon hij ze maar eens 25 procent van z'n eigen interesse inspuiten!! Maar het leek of ze alleen maar alles op alles zetten om vooral zo weinig mogelijk te doen en zich zo veel mogelijk ruw en onbehoorlijk en luidruchtig te gedragen.
Bij het hoofd van de school kon hij geen aanknopingspunt vinden om over de moeilijkheden zelfs maar te spreken. Hij voelde zich meteen als "het mannetje dat geen orde houden kan" in de hoek gedrongen.
"Je moet zelf maar zien wat je ervan maakt. Elke bemoeienis van mij met jouw zaken geeft je in het oog van de leerlingen een brevet van onvermogen. Ik of een van de andere heren kan daar nu wel een uur bij komen zitten, maar een volgende keer maken ze het dan misschien nog bonter."
Aldus de woorden van het hoofd der school. Luc's voorslag om bijvoorbeeld eens de remedie van 'ze op een vrije middag te laten terugkomen' vond nauwelijks enige overweging.
"Ik zou er maar geen slapeloze nacht over hebben."
Daarmee maakte het hoofd aan het onderhoud hierover een eind. Luc fietste naar huis, onbevredigder dan ooit. Want dat laatste, waarop hij geen weerwoord had, raakte hem in de roos. Die slapeloze nacht had hij nu juist wel.