dagboekfragment uit 1972
De tekenaar is 63 jaar
De schooltaak, die weer naderbij komt, zie ik met vrees tegemoet. Moet ik nu doorgaan of stoppen? Ik hoop dat er een nieuwe inzet in mag zitten, een van mogen volhouden. De laatste dagen zat de school als een zware doos me op het hart, als een last. Doorgaan of stoppen? Ziekteverlof? Wachtgeld? Vervroegd pensioen? Gesprekken voeren met de directeur?
Het gevoel van uitputting en vermoeidheid gaf daarvoor aanleiding. Is er nu een keerpunt? Mag ik een nieuwe start maken naar het normaal beëindigen van de diensttijd? Hoe hoop ik dat te kunnen halen.
Maar na een klasje met brutale en onhandelbare elementen, kan ik de gedachten weer niet loslaten. Hoe moet ik met zulk spul verder werken? Gister had ik daar nog wat fiducie in. Toen werkte ik een volle dag, acht lesuren aan een stuk, nu maar alleen de morgen.
Tijdens de koffiepauze kwam ik naast de directeur te zitten. Op zijn vraag hoe het ermee ging, kwamen we op een gesprek over verplegend personeel waarmee ik in de laatste bezoeken aan de VU klinieken geconfronteerd werd. Hoe druk ze het daar aan de klinieken hebben.
Hij vertelde dat zijn dochter in de opleiding voor verpleegkundige zat en hoe omvangrijk die opleiding is. De twintigjarige dochter werkte nu in Vogelenzang op de zwaarste psychiatrische afdeling. Daar zijn mensen totaal opgegeven als ongeneeslijk en komen voor geen therapie meer in aanmerking. Vreselijk waar een mens toe verworden kan. Gelukkig was, zo vertelde hij, z'n dochter nogal nuchter en sloeg ze er zich doorheen.
Een jonge leraar kwam met een verhaal over een jongetje uit een der eerste klassen. Die was onder behandeling van een hartspecialist. Telkens weer was hij zo overstuur dat hij naar huis gestuurd moest worden. De volgende dag kwam hij dan meestal weer terug omdat de dokter zei dat het niet hartafwijkingen, maar psychische oorzaken waren die dit kind overheersten en totaal ongeschikt maakten om met de klas mee te doen.
Het beste was toch maar hem naar school te sturen.