antiautoritaire opvoeding

De Theorie


grote voorgangers

Wilhelm Reich
Summerhill
Vera Schmidt
Reimut Reiche
Theodor Adorno


Hieronder vindt de lezer enkele namen en beschrijvingen van personen die duidelijk hebben bijgedragen aan het gedachtegoed van de antiautoritaire opvoeders. Alle namen verraden een Duitse achtergrond en dat is niet toevallig. Dat komt door de Tweede Wereldoorlog. De Duitse studenten zijn op een leeftijd gekomen dat ze zich afvragen: Hoe konden onze ouders zo achter een totaal foute man als Hitler aanliepen? Ze zien die gehoorzame types, die in de Tweede Wereldoorlog zo’n fatale rol hebben gespeeld, als producten van de traditionele, Duitse, autoritaire opvoeding. Zelf willen ze hoe dan ook geen slaafse befehl-ist-befehl-types meer kweken.
Ze – met name de Socialistische Duitse Studentenvereniging onder leiding van de uit Oost-Duitsland gevluchte Rudi Dutschke – willen een nieuwe vorm van samenleving, eentje met als basis solidariteit en collectieve inzet. Ze laten zich daarbij inspireren door de geschriften van de Frankfurter Schule. Bekende namen die we daar tegenkomen zijn: Wilhelm Reich, Reimut Reiche en Theodor Adorno. Hieronder geven we van deze, en een paar andere invloedrijke namen, een korte impressie:

Wilhelm Reich

Een halve eeuw na de dood van Karl Marx grijpt Wilhelm Reich (1897 - 1957) terug op diens opvattingen.
De psychoanalyticus Reich is naast marxist, ook aanhanger van Freud. Hij probeert de seksualiteit te koppelen aan maatschappelijke factoren zoals armoe, slechte behuizing en onwetendheid. Hij voegt met zijn ideeën een seksuele dimensie toe aan het marxisme, bekritiseert de bourgeoismoraal met haar seksuele onderdrukking en gebruikt daarbij de ideeën van Freud:
Mensen hebben de drang, de behoefte om twee oerdriften te bevredigen: seksualiteit en agressie. Die twee hangen samen. Als je de eigen seksualiteit van kinderen van jongs af aan onderdrukt, gaat daarbij die kinderlijke seksualiteit niet verloren, maar haar kracht gaat zich op een andere manier uiten, in agressie, in neuroses en irrationeel gedrag.
Het duidelijkste gevolg van die (seksuele) onderdrukking is angst en onzekerheid. Het kind laat zich gezeggen en onderwerpt zich aan de vele verboden en geboden. Het wordt bang eigen initiatieven te ontplooien.
Dat is alleen maar goed en zeer effectief voor de instandhouding van de heersende klasse. Zo zal een leerling op school zonder kritiek aannemen wat de meester zegt en zal de arbeider zich later gemakkelijker onderwerpen aan het geestdodende leven in de fabriek.
Ouders moeten de kinderlijke seksualiteit aanvaarden, zo propageert Reich. Dat kinderen nieuwsgierig zijn naar de geslachtsdelen van de eigen en andere kunne, dat ze die bekijken, dat ze seksuele gevoelens kunnen hebben, is oké. Maar let op, zegt Reich, aanvaarden is iets anders dan tolereren. Bij tolereren van seksualiteit verbiedt je het niet meer, je zegt er niets van, je kijkt de andere kant op. Je tolereert het dat kinderen zich verdiepen in piemels, vagina’s, borsten en billen. Maar met tolereren ben je er niet, want eigenlijk staat tolereren gelijk aan het ontkennen van de seksualiteit van het kind.
De volgende vertaling uit zijn boek Der Einbruch der Sexualmoral (1935) komt via de protocollen van de West-Berlijnse Kommune II (1968) naar de Nederlandse opvoeders en circuleert in de crèches:
Men moet de op het ogenblik in kleine kringen gebruikelijke tolerante instelling van de opvoeder zien als ontkenning van de seksualiteit. Het kind ondervindt tolereren als het onbestraft laten van iets wat eigenlijk verboden is. En enkel tolereren of toestaan van het seksuele spel biedt geen enkel tegenwicht tegen de overgrote maatschappelijke druk. Het uitdrukkelijk en ondubbelzinnig aanvaarden van het kinderlijk geslachtsleven door de opvoeder kan dan ook de basis worden van seksueel stimulerende bestanddelen van de Ich-structuur (...). Het praatje dat men het aan de kinderen moet overlaten, is niets anders dan af willen van de verantwoordelijkheid. (...) Tussen tolereren en aanvaarden van seksualiteit ligt de maatschappelijk-seksuele barrière. Seksualiteit aanvaarden betekent de barrière overschrijden.
Als kindertjes ‘doktertje’ spelen, en elkaar onderzoeken, juist ook op de zogenaamde intieme plaatsen, kun je dat streng afstraffen, zoals de ouders van de protestgeneratie deden. Je kunt de andere kant opkijken en het tolereren, wat volgens Reich de kinderen aanvoelen als: we doen iets niet goed. Maar beter is om het gewoon als kinderlijk geslachtsleven te accepteren. Ga er op natuurlijke wijze op in, geef duidelijk aan wat goed of leuk is, maar ook – net als bij andere opvoedingsthema’s – waar de grenzen liggen en waarom die grenzen er zijn.

Reich zegt: een kind moet een autonome Ich-structuur ontwikkelen en ook de seksuele opvoeding moet het hare daaraan bijdragen. Ook op dat vlak moet een kind leren nadenken en zichzelf leren kennen. Als een kind de kans krijgt om, beetje bij beetje, zelf uit te maken wat goed is, dan kan zo’n kind zich beter ontwikkelen tot een zekere autonomie. Dan is het kind niet voortdurend afhankelijk van wat anderen vinden of van wat ‘de groep’ vindt.
Intermezzo:
Volgens het VPRO-programma "The sunny side of sex" krijgen jonge mensen (meisjes) in Kenia hun seksuele opvoeding van hun tantes. Meisjes worden door haar geleerd welke mogelijkheden er zijn op dit vlak, hoe ze kunnen genieten van seks, hoe ze met de man kunnen omgaan. Hier wordt niets getolereerd, hier wordt het kinderlijk geslachtsleven ondubbelzinnig aanvaard als erbij horend.

Wellicht zal zo'n onafhankelijk meisje geleerd hebben dat seks niet iets is dat je aan een groep jongens kunt verkopen voor een blikje limonade. Misschien zal een jongen minder behoefte hebben om seks en macht aan elkaar te verbinden.

*****

Het Summerhill van A.S. Neill

Ook de naam Neill valt altijd als de theorie achter de antiautoritaire opvoeding ter sprake komt. In 1921 stichtte Neil het Schotse internaat Summerhill en werd daarmee een wegbereider voor de antiautoritaire beweging in de twintigste eeuw. Hij baseert zijn pedagogiek op de opvoedingsfilosofie van Rousseau, die al in 1762 de basis legde voor die nieuwe opvoedingsstijl, in zijn ‘Emile’.
Neil baseert zich ook op de psychoanalyse volgens Freud en Reich. Alleen wilde Neil zijn opvoeding niet politiek inkleuren. In zijn boek Theorie en Praktijk van de antiautoritaire opvoeding (1967) schrijft hij:
"Vrije kinderen zijn geen opstandige rebellen. Vrijheid maakt geen rebellen, maar tolerantie.
Naar mijn mening is het kind van nature verstandig en realistisch. Aan zichzelf overgelaten en zonder beïnvloeding door volwassenen ontwikkelt het kind zich in overeenstemming met zijn mogelijkheden."
Neill wilde een omgeving scheppen waarin kinderen zo veel mogelijk zichzelf konden zijn. Hij was ervan overtuigd dat kinderen van nature goed zijn en hij meende dat deze ‘goedheid’ te vaak werd ondermijnd door de pogingen van volwassenen om kinderen op een onnatuurlijke wijze te vormen. De goedheid die Neill wilde stimuleren doelde op een aangeboren vermogen om zich te ontwikkelen tot emotioneel open en sociaal verantwoordelijke individuen. Het is de vrijheid, zo verklaarde hij, waardoor kinderen in contact kunnen blijven met hun aangeboren goedheid en er in hun persoonlijke ontwikkeling uit kunnen putten.
Ze moeten wel kunnen lezen, schrijven en rekenen, maar sport, toneel, muziek en vrijheid zijn belangrijker. Weten gaat ten koste van voelen, vindt Neill.

*****

Een vader zegt achteraf: 'We vonden het fantastisch dat hij zoveel geduld opbracht met die kinderen. Zo van: als je kinderen vertrouwen geeft, zal het uiteindelijk goed komen. Dat klopte ook. Kinderen die er jarenlang niets van bakten, namen op een gegeven moment de verantwoordelijkheid.'
De Noord-Ierse vechtster voor burgerrechten Bernadette Devlin en haar vijf broers en zussen mochten zonder vragen geld pakken en kopen wat ze wilden. Als het geld op was en de week was nog niet om, werd er honger geleden. Dat laatste gebeurde sporadisch. De kinderen voelden zich al snel schuldig als ze te veel hadden uitgegeven.

Uit: Bernadette Devlin, The price of my soul (autobiografie, 1969)

*****

Vera Schmidt

De Russische Schmidt experimenteerde rond 1920 in haar kindertehuis – ook bezocht door Wilhelm Reich – in de nieuwe Sovjet Unie. Zij paste nieuwe opvoedingsmethodes toe, gebaseerd op de psychoanalyse. De opvoeding was niet alleen antiautoritair en collectief, ook het seksuele stond centraal. Men poogde genderrolverwachtingen in de opvoeding uit te schakelen. Seksualiteit was geen taboe, vragen werden open en eerlijk beantwoord.

Kinderen werden vrij gelaten om hun seksuele nieuwsgierigheid onderling te bevredigen, masturbatie vond plaats zonder schuld- of schaamtegevoel. Seksuele opvoeding moest geïntegreerd worden binnen een harmonische levensvisie. Niet seks op zich diende onderwezen te worden, maar seks als onderdeel van een vreugdevol leven. Leidsters mochten de kinderen niet beoordelen, positief noch negatief, want kinderen begrijpen oordelen niet. Je kunt wel zeggen 'je doet hem pijn', maar niet 'je bent stout'.

Het is de vraag of de vernieuwingen wel een maatschappelijk draagvlak hadden in het cultureel achtergestelde en zeer patriarchale Rusland van toen. Ook Reich schreef dat de oude psychische structuur de nieuwe sociale structuur in de weg stond. In 1922 komt er al kritiek op de opvoedingsexperimenten van Vera Schmidt en in het jaar daarop spreekt Reich over ontwikkelingen in de Sovjet-Unie op seksueel vlak die hij "regressief" noemt.

*****


Reimut Reiche

Hoe geniepig de inkapseling in het kapitalistische systeem in zijn werk gaat, legt de Duitse socioloog, seksuoloog en psychoanalyticus Reimut Reiche (1941) (ook een aanhanger van Sigmund Freud) uit in zijn Seksualiteit en Klassenstrijd (1969). Hij vindt de sinds de jaren zestig steeds groter wordende vrijheid op seksueel gebied - in mode, kunst, literatuur en gedrag - geen teken van vooruitgang of van grotere vrijheid.

Als een vrijwel blote dame zich schurkt tegen een nieuwe cabriolet in een advertentie voor auto's, kun je zeggen dat dit in het Westen toch maar mag, dat die vrijheid hier bestaat. Maar Reiche ziet dit als een schijnvrijheid. Steeds geraffineerder worden mensen gemanipuleerd om bloot en seks in de maatschappij te integreren ten faveure van het kapitalisme, dat gebaat is bij consumenten. Lust- en onlustgevoelens moeten beantwoord dan wel verdreven worden door te consumeren, te kopen. Als dan blijkt dat het slechts een vluchtig, tijdelijk genot oplevert, gaat men al snel weer iets kopen. Zo wordt, volgens Reiche, de mens via seksuele opwinding en veel bloot ertoe gebracht zich aan de kapitalistische maatschappij aan te passen. Vooral reclame en tijdschriften zijn de boosdoeners. Die bieden producten aan die schijnbevrediging leveren en schotelen de consument een vals ideaalbeeld voor.
De kapitalistische maatschappij is gericht op het bevredigen van schijnbehoeften. In Nederland wordt ook over dit thema stevig gediscussieerd. Sommige antiautoritaire ouders benadrukken dat je als ouders goed op moet letten niet in te gaan op schijnbehoeften. Je kunt eten om je honger te stillen; dat is een primaire behoefte. Maar je kunt ook 'gastronomisch' eten. In het eerste geval wordt een behoefte bevredigd, in het tweede geval is er altijd wel iets nog lekkerder en is er geen bevrediging. Een kind moet in z'n opvoeding ervaren dat er ware behoeften en schijnbehoeften zijn. Die laatste categorie hoef je niet te bevredigen.


*****


Theodor Adorno

Vanaf 1945 behoorde Adorno (1903 - 1969) tot de Frankfurter Schule. Hoewel zelf geen communist, richtte hij zich tegen de, in zijn ogen, repressieve kapitalistische maatschappij. Die maatschappij is in Adorno's ogen een maatschappij van gelijkvormigheid waarin het eigene, het autonome wordt onderdrukt.
Hij sprak over de ‘cultuurindustrie’: een machinerie die erop gericht is om het individu in het gelid te houden en de gelijkvormigheid te bevorderen. De cultuurindustrie maakt mensen passief en gewillig. Net als Reiche het zegt, worden ook volgens Adorna valse behoeften gecreëerd: vraag naar dat wat het kapitalisme aanbiedt. Het individu wordt wijsgemaakt dat het een eigen, unieke smaak en voorkeur heeft en wordt er zo van weerhouden om zich te ontwikkelen tot een mens met echte unieke kwaliteiten.

Van 1944 tot 1950 stond Adorno aan het hoofd van het Berkeley Project on the Nature and Extent of Antisemitism, opgezet om de oorzaken van antisemitische vooroordelen te onderzoeken. Hij ontwikkelde de zogenaamde F-schaal en gebruikte die om de mate van autoritarisme (de vatbaarheid voor autoritaire, antidemocratische en fascistoïde tendensen) bij proefpersonen te kunnen meten. De resultaten van dit project vonden hun neerslag in het boek The Authoritarian Personality, dat nog steeds geldt als een klassieker op dit gebied.
In autoritaire samenlevingen past, volgens Adorno, het individu zich sociaal aan; hij vindt er plezier in om te gehoorzamen. Op een passieve wijze aanvaardt hij de macht der feiten, het lot, de plicht, een hogere wil. Tegelijk heeft hij ook het gevoel deel te hebben aan de macht.
De autoritaire persoonlijkheid identificeert zich enerzijds met autoritaire leiders wier bevelen hij klakkeloos opvolgt en aan de andere kant vertoont ook hijzelf een soort autoriteit. Hij wil tegelijkertijd zich aan autoriteit onderwerpen én heeft de wens zelf autoriteit te bezitten.
Zulke mensen laten zich door de massa of door de groep opslorpen, vertonen primitief gedrag en hebben vooroordelen. Het wordt in de hand gewerkt door onwetendheid; domme mensen weten niet wat ze met feiten moeten aanvangen. Mensen die zich blindelings in het collectieve invoegen, doen afstand van hun vrije wil. Daarbij worden ze bereid anderen als een vormloze massa te behandelen.
Zulke fascistische persoonlijkheden slagen er niet in een onafhankelijk autonoom geweten tot ontwikkeling te brengen. Autonomie of mondigheid is iets dat gevormd moet worden. Mondigheid komt mensen niet aanwaaien. De sociale omgeving, vooral die van de kindertijd, heeft een zeer grote invloed op het tot stand komen van de persoonlijkheid. Hoe belangrijk is dus opvoeden!?
Opvoeding die aanpassing nastreeft door middel van discipline en hardheid is volgens hem inhumaan. Waar men volgens Adorno naar moet streven in de opvoeding is: De kracht tot bezinning, tot zelfbeschikking, tot het niet-meedoen.
Deze gedachte is diep doorgedrongen tot de jongeren van de nieuwe tijd. Zij zullen zorgen dat er autonome, kritische mensen ontstaan. Op naar de antiautoritaire opvoeding! In Berlijn zijn in 1967 de communes K1 en K2 opgericht, waar radicale studenten kinderen opvoeden vanuit de gedachte dat je die zo min mogelijk moet beperken in hun ontwikkeling.


Theorie en dogma

De crèchepraktijk is één, de theorie is iets anders. De 'kresj' komt er, maar hoe verdedig je die tegen de aanvallen van de burgerlijke samenleving? Er zijn misschien een paar ouders die niet veel meer verlangen dan een leuke bewaarplaats voor hun kind, maar bij de meesten is duidelijk de overtuiging aanwezig dat de keuze voor een antiautoritaire crèche meer inhoudt. Ze willen kunnen verdedigen dat hun keuze voor antiautoritaire opvoeding verder reikt dan dat er op hun kind gepast wordt en dat de moeders nu fijn ook kunnen gaan werken (wat er vaak niet eens van komt omdat die het te druk hebben met de crèche).
Druk worden onder meer de bovenstaande voorgangers bestudeerd. Daarbij staat voorop dat het er om gaat een bijdrage te leveren aan de toekomstige nieuwe maatschappij, waarin hun kinderen een belangrijke rol zullen spelen. Ze formuleren nieuwe uitgangspunten, zetten een lijn uit in een richting waarvan ze denken: dat is wel de beste weg als je vertrekt bij de ideologie.
Dat ze zelf autoritair zijn opgevoed en daarom natuurlijk flink neurotisch, dat is een handicap waar zij zich van bewust zijn, waarmee ze moeten leven en waaraan gewerkt wordt. Dat gebeurt vooral tijdens de besprekingen met lotgenoten op de wekelijkse oudervergaderingen. Het oudercollectief wordt een opvoedkundige gespreksgroep, waar meer dingen ter sprake komen dan als je met z'n tweeën thuis zit. Het collectief maakt het mogelijk elkaar scherp te houden. Je analyseert elkaars gedrag en ideeën; dat leidt tot een helder inzicht in jezelf; dat maakt het je makkelijker je te bevrijden van deformaties of neuroses.
Zo wordt het opvoeden een collectief gebeuren, en niet alleen van ouders. Omdat kinderen de verantwoordelijkheid zijn van de hele maatschappij, moeten ook mensen zonder kinderen, zoals homoseksuelen, de kans krijgen mee te helpen kinderen op te voeden. Voorwaarde is dat ze meedraaien in de crèche, de oudervergaderingen bijwonen en bijdragen in de kosten.

In 1969 schrijft Monika Seifert als een van de eersten over: THEORIE VAN DE ANTIAUTORITAIRE OPVOEDING, eigenlijk een vertaling uit het Duitse Konkret door Sexmap Tilburg.
De traditionele opvoeding wordt lijnrecht tegenover de antiautoritaire opvoeding geplaatst. Het moet gedaan zijn met dwang of straf of sancties. Kinderen zijn nieuwsgierig. Je moet het vragen van kinderen bevorderen, ook door het aandragen van stimuli en uitleg.

In datzelfde jaar schrijft ook Liesbeth Schuller over het onderwerp. Ze vindt dat de term 'antiautoritair', afkomstig uit Duitsland, zeer geschikt is voor de nieuwe wijze van opvoeden.
We moeten ons in de eerste plaats bezig houden met de analyse van de huidige maatschappij, inclusief haar invloed op het opvoeden. Alleen zo kunnen we nieuwe opvoedingsmethoden ontwikkelen.
Een opvallend theoretische benadering vind je in een artikel van Jacques Meerman in de Groene Amsterdammer van juli 1970. Dit artikel staat stijf van Marx, productiemiddelen, pre-kapitalistische fase, heersende klasse, fiscale beperkingen, neokolonialistische oorlogen, het kindercollectief en nog veel meer.
Hij wil maar aangeven dat de antiautoritaire opvoeding noodzakelijk gepaard gaat met een fundamenteel veranderde instelling tegenover de maatschappij. Niet iedereen is zich daarvan in gelijke mate bewust. Hij laat zich wat laatdunkend uit over sommige ouders die het laten bij een laisser faire houding. Of ze vertonen slechts wat liberalistische en anarchistische trekjes.En wat te denken van anderen die zich direct bemoeien met de kinderen en willen dat die al vroeg leren wat socialistisch betekent.
Er zijn crèches die op dit punt breken. De ouders denken te verschillend over het theoretische of dogmatische belang. Aan het eind van datzelfde jaar 1970 schrijft Jacques Meerman nog eens in 'De Groene', en wel naar aanleiding van een uitgave van de Socialistische Uitgeverij Nijmegen (SUN):
Een paar maanden geleden verscheen Sunschrift 34 over 'antiautoritaire en socialistische opvoeding'. Het betreft een aantal artikelen van Nederlandse en Duitse herkomst, die heel goed laten zien hoe het antiautoritaire denken zich heeft ontwikkeld, en waar de ideologische meningsverschillen liggen.
Meerman schrijft vervolgens over de voorlopers, Vera Schmidt en Wilhelm Reich.

Een andere Nederlandse theoreticus, Harrie Teunissen, zegt in datzelfde SUN dat de antiautoritaire opvoeding geen indoctrinatiecursus in verzet is. De politisering van het kind vindt niet plaats met dwang of manipulatie. Nee, het kind moet zelf zijn eigen belangen leren verdedigen in een autoritaire kapitalistische maatschappij. De ouders helpen het kind om de opgeroepen agressie tegen zo'n maatschappij richting te geven.
Dat is wel wat anders dan wat Erik van de Hoeven ook in SUN schrijft, voor wie - volgens Meerman - antiautoritaire opvoeding niet meer lijkt te zijn dan een toverdoosje waar je wat begrippen als vrijheid, geluk en spontane strevingen ingooit, en zie: daar komt de waarlijk vrije samenleving tevoorschijn. Voor Erik geen strategische problemen, geen economische uitbuiting, geen derde wereld, volgens Jacques.
In de Volkskrant van april 1970 schrijven enkelen over de Duitse Kommune II, waar veel ideeën vandaan gehaald worden, over de opvoeding van kinderen in de Kommune:
In de oude maatschappij was het traditionele gezin de belangrijkste socialisatieplaats van het kapitalistiese machtssiesteem. Het socialisatieproces kan en mag door een kommune niet worden overgenomen. Het hele idee van socialisatie is fout. Je moet kinderen zich niet laten aanpassen. Ze moeten immers autonoom worden. Het is raadzaam de kinderen, zeker tot hun vierde levensjaar, op te voeden in een kollektief.
In de kommune wordt tevens ervaren dat er geen biologies onderscheid tussen mannen en vrouwen bestaat wat betreft hun zin en vaardigheid in koken, dansen, uitkiezen van kleren, en uitingen van de behoefte aan tederheid.
Vanaf het begin wordt er verschillend gedacht over de theorie achter deze manier van opvoeden. Iedereen is weliswaar links en tegen het kapitalisme, maar links kent vele nuances en splintergroeperingen. Aan de ene kant heb je marxistische, leninistische, maoïstische en trotskistische groeperingen en aan de andere kant de meer provoachtige, ludieke, anarchistische stromingen. Met wisselende intensiteit bestuderen ze de theorieën van de grote voormannen.
Wat ze zich daarbij eigen maken heeft ook te maken met eigen achtergrond en ervaring. Van sommige ideologen wordt, met name in Nijmegen, gezegd dat die de katholieke houding meenemen in deze discussie, hetzelfde absolutisme van de katholieke kerk brengen ze mee in het marxistische denken. Aanvankelijk ruziën de ouders daar over de verhouding tussen antiautoritaire en socialistische opvoeding. Later worden ze minder rigide.

Wat de discussie soms vertroebelt, is een taboe op emoties. Je hoort politiek zuiver te zijn, zonder emoties. Ook het linkse jargon van de theoretici is voor sommige ouders een struikelblok bij het meepraten.
Ze debatteren zich suf. De ouders in Amsterdam Zuidoost en die in Groningen zijn wat ideologie betreft minder star in de leer. Ze beperken zich grotendeels tot een kritische houding tegenover autoritair gedrag. Bij de Witte Kinderplannen - anarchisten, provo's - ligt het accent op het ludieke, het speelse, het creatieve.
Bij het Witte Kinderplan in Utrecht zijn ze zelfs fel tegen de ideologische antiautoritaire crèche met "die semi-marxistische terminologie". Ze moeten niets hebben van de in hun ogen geradicaliseerde studenten pedagogiek in Amsterdam. Zo'n mengsel van Freud en Marx zien ze niet zitten, net zo min als die vreselijke literatuur van Reich en consorten. In Utrecht mogen mensen verschillen, hoewel iedereen links is. Wat hun het meest aanspreekt zijn het zelfbeheer en het samen opvoeden. Ze zien dat als een directe vorm van democratie.

Critici roepen dat de antiautoritaire opvoeders inconsequent zijn. Ze willen hun kinderen vrij opvoeden, ze niet indoctrineren, maar intussen beïnvloeden ze hun kinderen met hun theorieën even sterk of erger dan traditionele opvoeders. In De Volkskrant van woensdag 11 maart 1970 geeft journalist Tessel Pollmann een bijdrage aan de discussie. Natuurlijk beïnvloeden ze hun kinderen, zegt Pollmann, en natuurlijk zoeken ze gelijkgezinden om hun kinderen op te voeden. De ouders die dat niet doen moeten nog geboren worden.
In 1972 vat de redactie van het al genoemde en kort levende STRUKKEL nog eens samen:
Iedereen die van mening is dat de opvoeding voor een kind belangrijk en bepalend is, zal in dit blad herhaaldelijk verwezen worden naar de totaliteit van de structuren waaraan eerst wat moet veranderen, wil men tot een betere en vrijere opvoeding komen. Opvoeden is allerminst een vrijblijvende aangelegenheid. Iedere opvoeder zou verplicht moeten zijn zich een duidelijke opvatting eigen te maken over het doel van opvoeden.
Vooral zij die het inpassen van kinderen in het bestaande productie- en consumptiepatroon niet bepaald als ideaal beschouwen, zullen gebaat zijn bij het toegankelijk maken van (veelal uit het Duits te vertalen) literatuur en theorie over antiautoritaire opvoeding.

Rolpatronen
Natuurlijk zijn de antiautoritaire ouders erg kritisch over het rolpatroon. Meisjes en jongens, vrouwen en mannen, zijn in principe gelijk en gelijkwaardig, vinden ze. Alleen zitten zijzelf nog met de erfenis van hun opvoeding: een meisje hoorde kopjes thee in te schenken, een jongetje moest voetballen en de vrouw deed het huishouden; de man verdiende het geld. Daar gaan ze korte metten mee maken. Er zijn ouders die in groepstherapie gaan om zich bewust te worden van hun emotionele drijfveren en die te leren beheersen. Ze zien daarin een manier om los te komen van hun burgerlijke, aangepaste gedrag. Het theoretisch decor wordt gevormd door begrippen als emancipatie, socialisme en vrijheid.
De moeders hebben geen zin meer in die zogenaamd typisch vrouwelijke taken. Ze willen studeren, actie voeren, werken, zich ontplooien, tijd hebben voor zichzelf. Bovendien doet goed voorbeeld goed volgen. Je kunt niet de hele tijd met het huishouden bezig zijn en dan van je dochter verwachten dat die dat later niet, of van je zoon dat hij dat later wel gaat doen. De vaders nemen zich heilig voor niet zo'n autoritair persoon te worden als hun eigen vader. Zeker in theorie staan ze volmondig achter het nieuwe concept. Dat betekent allereerst dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen. Dat lijkt een kwestie van taakverdeling, maar dat blijkt genuanceerder te liggen.


Antiautoritair of socialistisch of ….?

De STRUKKEL-redactie kaart in 1972 het theoretische probleem aan dat hierboven al werd aangeduid; het betreft de naamgeving. Zonder twijfel was de oude opvoeding 'autoritair'. De slaafse gehoorzaamheid, befehl ist befehl, wordt gezien als een direct gevolg daarvan. Logisch dus dat iemand die daar tegen is, het begrip anti-autoritair invoert.
Die kwestie ziet de redactie als stof voor discussie, want waarom niet gewoon 'niet-autoritair', 'socialistisch', 'proletarisch' of gewoon 'politiek'? En waarom zou je niet spreken van 'kritische opvoeding'? Als mensen zien dat 'niet wordt ingegrepen', denken ze aan het liberale laisser faire? Waarom niet 'liberalistisch', wat toch zoveel is als vrij? Voor dat laatste is niemand. Het principe van deze laisser-faire-opvoeding heeft goede kanten - het kind gaat zijn eigen gang zonder inmenging van de volwassenen - maar ook slechte. Vooral wat betreft de seksuele ontwikkeling. Ouders kunnen doen alsof ze het best vinden als hun kind met zijn of haar geslachtsdelen speelt, maar - zo menen zij met Reich - een kind ervaart de afwezigheid van aandacht als een ontkenning van zijn seksualiteit. Voor de seksuele ontwikkeling van het kind is meer nodig dan een laisser-faire houding.

De Belgische An Custers geeft de voorkeur aan 'ervaringsgericht opvoeden'. Zij vindt 'antiautoritair' een wat ongelukkig gekozen term die het beeld oproept van kinderen die tegen van alles zouden reageren. Alsof die kinderen bewust lepels in de soep gooien, over de pianotoetsen huppelen, stoelen omver gooien, vuurtje stoken en elkaar masturberen.
De term antiautoritaire opvoeding suggereert dat een zekere eenheid te vinden zou zijn. Maar dat is niet waar. In feite is antiautoritaire opvoeding een verzamelnaam van allerlei gedachtestromingen. Er waren vanaf het begin grote verschillen tussen de mensen die zich antiautoritair noemden en deze verschillen zijn nog toegenomen met de jaren. Er is en wordt nog steeds ongelooflijk veel gediscussieerd, geobserveerd, met andere ouders gesproken, literatuur over opvoeding bestudeerd.
Custers vindt het beter om te spreken van 'ervaringsgerichte opvoeding'. Daarbij gaat het erom dat de ervaring van ouders én de ervaring van kinderen basis zijn van wat er tussen hen gebeurt. Om ervaringsgericht om te gaan met kinderen, moet je enerzijds open staan voor de ervaringswereld van het kind en anderzijds leren duidelijk uit te komen voor je eigen ervaringen.
In België gebruikt men overigens vaak het begrip kindercommune, in plaats van crèche.

Antiautoritaire opvoeders die meer een socialistische opvoeding voorstaan, leggen de nadruk op solidariteit, klassenbewustzijn en inzicht in politieke en economische machtsstructuren. Vooral in de Nijmeegse Pater Brugmankresj en de Amsterdamse Prins Konstantijn gaan de discussies regelmatig over de vraag of het accent in de opvoeding niet vooral op de socialistische kant moet liggen.
Een logische discussie, vindt Dino R uit Amsterdam. De discussie wordt nu eenmaal gevoed door socialistische principes en liberale uitgangspunten, het doorbreken van klassen en door het idee dat seksuele revoluties tot economische veranderingen leiden. Dat was de theorie van Sexpol, dat werd opgericht in Oostenrijk, 1928, door Wilhelm Reich. Sexpol moest een synthese van de theorieën van Karl Marx en Sigmund Freud formuleren.
Zo bestuderen ze de literatuur over opvoeden en praten daarover tijdens de vergaderingen. Steeds meer wordt dat echt antiautoritaire onder woorden gebracht, en in de loop van de tijd wordt dat het begrip waarmee ze naar buiten treden. De ouders van de Prins Konstantijn kiezen al gauw met overtuiging voor de benaming antiautoritair. Landelijk worden alle crèches met deze achtergrond onder die naam bekend, ook al blijft de vraag spelen of de opvoeding niet 'socialistisch' moet heten en zijn.
Intermezzo
Leuk om te weten is dat er al een begrip is ingevoerd in 1965 dat de antiautoritaire ouders niet lijken te kennen: autoritatief opvoeden. Het is bedacht door de Amerikaanse psychologe en pedagoge Diana Baumrind. Zij pleit voor een liefdevolle benadering van het kind, met een open communicatie, het stellen van grenzen, consequente uitleg en aandacht voor het perspectief van anderen. De pedagoog Micha de Winter pleit in 2004 in een advies aan de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (2004) voor voor zo'n 'autoritatief opvoeden'.
Je zou dit woord autoritatief kunnen zien als een soort correctie op zowel de autoritaire als op antiautoritair. Grappig eigenlijk dat de antiautoritaire beweging discussieert over de naamgeving van haar opvoedmethode, terwijl zo'n bruikbare begrip 'autoritatief' al bestaat. Is deze opvatting niet doorgedrongen of is het niet sexy genoeg?
Tenslotte;
De lezer doet er goed aan eens lekker te grasduinen in de literatuur over dit onderdeel. Die geeft een fantastisch beeld van wat er in die tijd gedacht wordt. Hierboven staan een aantal belangrijke noties, maar de artikelen van toen tonen de gedachtegangen in al hun nuances.