antiautoritaire opvoeding

Opvoeden voor het algemeen belang

Om met de deur in huis te vallen: Bij de antiautoritaire opvoeding gaat het niet in de eerste plaats om het kind en zijn of haar geluk, maar meer om de samenleving waarin deze nieuwe mensen moeten gaan functioneren.
Opvoeden is dan ook geen privéproject, maar doe je samen met anderen die hetzelfde doel nastreven. Over de schouder(tjes) van je kinderen kijk je verder naar de nieuwe samenleving waar de kinderen later vorm aan moeten geven.

Een rondgang door het professionele pedagogenland aan het begin van de eenentwintigste eeuw (leve het internet) geeft een - keurig geformuleerde - indruk van opvoeden na 2000:
...dat de kinderen van vandaag in een veilige omgeving geholpen worden bij hun persoonlijke ontwikkeling, bij het aanleren van sociale vaardigheden. Een kind moet leren zelfstandig te zijn en creatief, rekening houden met anderen en vriendschap kunnen opbouwen en zich 'onze' culturele normen en waarden van de samenleving accepteren en eigen maken.
Valt daar iets op aan te merken? Als alle opvoeders zich hieraan zouden houden, zou onze maatschappij er heus niet slechter op worden.

"Maar ook niet veel beter," zouden ze in de zestiger jaren zeggen. "Zo krijg je geen nieuwe, betere samenleving. Die normen en waarden moeten de kinderen juist kritisch leren analyseren."

De opvoedkunde van na 2000 verschilt flink van die van toen. Nu is het: als m'n kind maar gelukkig wordt. Het begrip 'zelfontplooiing' staat vooraan en opvoeden is privé.
Stel jonge ouders eens de volgende vraag:
Wordt de samenleving er beter van als jij je kind op jouw manier opvoedt? Wat wil je dat jouw kind gaat bijdragen aan de maatschappij?
Zo'n vraag kan een wat ongemakkelijk gevoel opleveren, irritatie misschien ook. Wat nou, maatschappij? Het gaat toch om het kind?
En toch is dat de fundamentele vraag bij de antiautoritaire opvoeding van toen.
Overigens wordt die sinds enige tijd weer gesteld, bijvoorbeeld door iemand als Micha de Winter, hoogleraar pedagogie in Utrecht. Lees zijn boekje: Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding.

*****

Sommige ouders, als ze in 1995 terugkijken op de antiautoritaire opvoeding van hun kinderen, formuleren hun overtuiging van toen als volgt:
Als we de opvoeding goed aanpakten, zouden we de maatschappij veranderen, zeker wat betreft de autoritaire verhoudingen. Daar geloofden we in. De nieuwe burgers, de producten van onze antiautoritaire opvoeding, zouden spontaan, creatief, kritisch en mondig zijn en zich inzetten voor democratische waarden. Zij gingen de maatschappij omvormen.

Van verschillende kanten wordt de gedachte dat de nieuwe opvoeding de nieuwe maatschappij moet dienen ondersteund. De nodige literatuur komt uit Duitsland. In antiautoritaire crèches circuleert de vertaling van een discussiestuk van Kommune II (West-Berlijn, 1967/1968) (in hun eigen autonome spelling):
Het traditionele gezin is 'de belangrijkste socialisatieplaats van het kapitalistiese machtssiesteem. Daar wordt het onderworpen, passieve, burgerlijke karakter van de (jonge) mens gevormd.
Voor het kapitalisme is dat gezin tevens de geschikte konsumptie-eenheid van luukse artikelen (TV, wasmachine). Die worden in een onbenodigd groot aantal geproduseerd.
Het gezin levert individuen op die afhankelijk en labiel zijn en gefikseerd op behoeften en autoriteiten.
De burgerlijke moraal dwingt het opgroeiende individu ertoe zijn spontane emoties verregaand te onderdrukken.
In een maatschappij waarin elk mens de konkurrent is van de ander, mag niemand zijn innerlijke zwakten bekennen. Prestatie-eisen brengen de mens tot steeds vernieuwde verharding en tot de meest kwaadaardige agressie.
Het nieuwe verschijnsel krijgt volop aandacht. Zo schrijft Tessel Pollmann in de VOLKSKRANT van juni 1969 dat het logisch is dat ook linkse lieden, die de maatschappij willen hervormen, zich bezig houden met gezin en opvoeding:
De keuze voor een bepaald opvoedingssysteem wordt altijd ingegeven door de keuze voor een bepaalde maatschappijvorm. Iedere maatschappij schept zich het gezinstype dat nodig is om die maatschappij in stand te houden.
In juli 1970 bevestigt Jacques Meerman in De Groene Amsterdammer dat een maatschappij die uit superieuren en ondergeschikten bestaat, in principe geen opvoedingswijze duldt waarin vader en kind zoveel mogelijk op voet van gelijkheid met elkaar omgaan. En een crèche voor haar jongere kinderen is voor de werkende moeder een noodzaak. Jazeker, zegt hij, maatschappij en gezin weerspiegelen elkaar.

Dus ja, menen velen, door opvoeding kun je de maatschappij veranderen. Enige twijfel aan de haalbaarheid van dit centrale opvoedingsdoel bestond hier en daar al wel. In eigen krantjes, zoals het in België gedrukte STRUKKEL, wordt in 1972 erop gewezen dat al in de twintiger jaren door Bernfeld (Berlijn) werd betwijfeld of een maatschappij zich laat veranderen door opvoeding.
Om die andere maatschappij gestalte te geven, is eerst politieke strijd nodig, zegt ene Simon Radius. Maar toch vindt ook hij dat via "kommune- en antiautoritaire opvoedingseksperimenten" alvast voorgeleefd kan worden hoe het dan wel moet. Dus zelfs al vind je dat antiautoritaire opvoeding niet echt een nieuwe samenleving zal veroorzaken, wel moet je de kinderen op die nieuwe samenleving voorbereiden.

Over het begrip antiautoritair denkt niet iedereen gelijk. In datzelfde Strukkel merkt Smeets op dat bij de in zijn ogen sterkere antiautoritaire broeders steeds meer een term als 'politieke opvoeding' te vinden is. Dit kun je volgens hem beschouwen als de stap naar de socialistische opvoeding, die kinderen in staat moet stellen mee te werken aan de benodigde sociale omwentelingen.
De hardliners onder de antiautoritaire opvoeders zijn toch vooral socialisten die zich in vol ornaat beroepen op Marx en Engels. De notie van opvoeden voor een betere maatschappij staat bij hen wel het duidelijkst in het vaandel.
Socialist of niet, alom wordt geconstateerd dat de persoonlijkheidsontplooiing niet volledig tot zijn recht komt binnen een vooral op prestatie en concurrentie gerichte samenlevingsvorm. Er ontstaat verzet tegen het onderdrukkende karakter van een maatschappij waarin het vooruit-willen-komen, desnoods ten koste van de ander, belangrijker wordt gevonden dan het leren samenleven in solidariteit.

Harry Teunissen, een socialistische theoreticus uit Nijmegen, geeft zijn doelstelling voor de antiautoritiare opvoeding, die de kindertjes in hun zak kunnen steken:
De bedoeling is kinderen op te voeden die zonder neurotische misvormingen de maatschappij radicaal gaan veranderen door actief en collectief verzet tegen de autoritaire kapitalistische maatschappij.
Je zal dit als levensmotto meekrijgen.

Het moet nu wel duidelijk zijn: die twee woorden 'autoritair' en 'kapitalistisch' vertegenwoordigen de windmolens waartegen zij ten strijde trekken. Dat zijn de te voorkomen neurotische misvormingen.
De toekomstige burger van de nieuwe maatschappij mag niet onder de indruk raken van nergens op gebaseerde autoriteit en hiërarchie. De kinderen moeten leren nadenken over wat ze opgedragen wordt, dat ze niet meteen doen wat hen gezegd wordt.
België doet lekker mee, bijvoorbeeld bij monde van E. Beyst van het studiecentrum voor pedagogie in Hasselt. Het artikel staat stijf van theorieën waar ouders op afknappen en die leiden tot splitsingen van crèches. Kinderen moeten niet alleen foute behoeftes leren herkennen (Beyst), maar ook gezag dat zich niet kan legitimeren. Ze moeten leren zich ertegen te verzetten. Ze mogen zich niet zonder meer aanpassen. Als ze het ergens niet mee eens zijn, moeten ze leren de situatie te veranderen.
Volgens sommigen ligt hier de oorzaak van de ongezeglijke moderne kinderen. < br />
Er wordt over het onderwerp veel gepubliceerd in de gewone bladen, zoals De Nieuwe Linie, De Groene Amsterdammer, De Volkskrant, NRC en meer.
Een voorbeeld hiervan wordt gelezen in de NRC van 16 februari 1970:
Ze beginnen aan een opvoeding die gebaseerd is op de theorieën van o.a. Freud, Marx, Marcuse en Wilhelm Reich. Het gesleutel aan de persoonlijkheidjes van de peuters en kleuters levert pas later duidelijke positieve of negatieve gevolgen op. Maar de jonge ouders zullen samen waar moeten maken wat ze hun kinderen willen leren: solidariteit.
De bedoeling is de kleintjes te leren hoe fijn samenwerking is en hoe akelig concurrentie. Ze hoeven niet klakkeloos aan te nemen dat onze maatschappij de beste is. Alles zal gedaan worden om hun kritische vermogen te scherpen.
Theodor Adorno wordt in het NRC-rijtje niet genoemd, maar wordt wel in de discussiestukken van de antiautoritaire oudergroepen geciteerd. Autonomie en de kracht van het 'Ik' zijn van wezenlijk belang, wil je psychisch gezonde volwassenen krijgen. Die opvatting stoelt op The Authoritarian, een boek van Adorno. Hierin noemt hij een aantal kenmerken van de autoritaire persoonlijkheid, de mens die mede verantwoordelijk is voor de Tweede Wereldoorlog. Autoritaire agressie en onderwerping, de hang naar gewoontes en regels, denken in stereotypen en in macht en onmacht, verdrongen wensen op anderen projecteren, en een afkeer van seksuele gevoelens en uitingen, vallen daaronder.
Adorno stelt vast dat opvoeding gericht moet zijn op 'mondigheid' zodat er geen situatie meer zal ontstaan waarbij enkelen de massa gaan tiranniseren, zoals het in Duitsland van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog het geval was geweest. Waar men volgens Adorno naar moet streven in de opvoeding is: "De kracht tot nadenken, tot zelfbeschikking, tot het niet mee doen". Dat Auschwitz niet nog eens zal opdoemen, is de allereerste eis die men volgens aan Adorno aan de opvoeding van kinderen moet stellen.


Dit alles spreekt de jonge opvoeders sterk aan. Zij hebben de ervaring van hun eigen opvoeding die maar één doel had: een maatschappij van gehoorzame, manipuleerbare werknemers, ambtenaren en soldaten die ervoor zorgen dat de kapitalistische maatschappij bloeit. Maar zij spelen dat spelletje niet mee. Ze vinden hun rol bij de opvoeding cruciaal voor de realisatie van de nieuwe maatschappij, want opvoeding, politiek en maatschappij zijn met elkaar verweven.
Ze horen het hun voorgangers graag zeggen, zoals Kees de Boer in het blad Sextant (1970):
De autoritaire opvoeding tot Brave Hendrik is niet zo best voor het kind. Nog altijd gaat het om dwangmatig conformisme en is de opvoeding ver verwijderd van echt vrije opvoeding. De gevestigde orde heeft nu eenmaal groot belang bij handhaving van het burgerlijke gezinsleven. Daar vindt het socialisatieproces plaats die het maatschappelijk bewustzijn van de burgers bepaalt.
*****

Het is waarschijnlijk dat in 1969 de antiautoritaire ouders een tekst onder ogen krijgen van S.J. Redmeijer, die schrijft over het doel van opvoeding. Die heeft, zo zegt hij, direct te maken met onze levenshouding, met ons wereldbeeld, met onze opvattingen. We kunnen proberen ons kind op te voeden tot goed staatsburger, christelijke deugden, gemeenschapswezen, socialist, communist, democraat, anarchist, pacifist, enz. Hoe dan ook: We moeten opvoeden voor de toekomst. Wat voor cultuur je ook hebt, wat voor ideaal ook, opvoeden tot iets zal altijd nodig zijn.

Micha de Winter, Hoogleraar maatschappelijke opvoedingsvraagstukken aan de Universiteit van Utrecht, ziet (TROUW, 2010) een duidelijke relatie tussen opvoeding en de manier waarop het er in de wereld aan toe gaat. Die relatie werkt twee kanten op: als kinderen vanaf hun jeugd meekrijgen dat het goed en normaal is om er bij het minste of geringste op los te slaan, dan zullen ze als volwassenen hoogstwaarschijnlijk niet erg gediend zijn van het poldermodel.
Volgens De Winter legden ook beroemde filosofen en pedagogen als Immanuel Kant, John Dewey, Maria Montessori en Paolo Freire een direct verband tussen de sociale en politieke misstanden uit hun tijd en de manier waarop kinderen werden grootgebracht. Aan die analyse ontleenden ze de ambitie om met behulp van pedagogische hervormingen de wereld te verbeteren.
Volgens sommigen echter kunnen pedagogische ideaalbeelden ook levensgevaarlijk zijn: dictators zijn er dol op en misbruiken opvoeding en onderwijs maar al te graag als regelrecht instrument voor indoctrinatie. Maar of we daarom elk pedagogisch vergezicht maar moeten vergeten….?
Om allerlei redenen is het tegenwoordig niet meer hip om opvoeding en 'de toestand in de wereld' met elkaar in verband te zien. We geloven niet meer zo in maakbaarheid, en als iemand het in zijn hoofd haalt om opvoeding te willen inzetten om maatschappelijke doelen te bereiken, dan wordt er al gauw het stempel van naïviteit of staatsopvoeding op geplakt.
Nee, de pedagogiek kan volgens De Winter geen wereldproblemen oplossen, maar iedereen die zich met opvoeding, onderwijs en jeugdbeleid bezighoudt, zou wat hem betreft flink wat ambitieuzer mogen worden als het om sociale, maatschappelijke en globale doelen van opvoeding gaat.

In een interview in Trouw van 23 maart 2011 benadrukt diezelfde professor De Winter dat hij opvoeding toch graag zou willen associëren met de toestand in de wereld. Hij mist vergezichten bij de huidige opvoeding van Nederlandse kindertjes.
'Opvoeden is geen puppy-training door supernannies. Ook is het niet een persoonlijk project van de ouders. Het moet ergens over gaan in de opvoeding; het moet verwijzen naar het algemeen belang.
Opvoeding, zegt hij, heeft een positieve oriëntatie nodig; ze moet zich naar iets richten, bijvoorbeeld naar de kwaliteit van de samenleving. Welk type burgerschap streeft de opvoeder na? Welke idealen geeft de opvoeder aan het kind mee?
De Winter vermoedt dat de samenleving ermee gebaat zou zijn als opvoeden niet louter een privé aangelegenheid was: 'waar blijft de maatschappelijke opvoeding?'

Micha de Winter hadden de antiautoritaire ouders nog niet gelezen, Redmeijer misschien wel, maar dikke kans dat ze Redmeijer zouden begrijpen, net als de waarschuwende woorden van Micha de Winter.