Verschillende types zuren:
- Organische zuren
Bezitten één of meer carboxylgroepen (-COOH) (hierover veel meer in module 11 = koolstofchemie)
De carboxylgroep kan een ion H+ afgeven, oftewel, de carboxylgroep is volgens de definitie een zuur (een zwak zuur meestal)
- Oxizuren of zuurstofhoudende zuren
Dit zijn de niet-organische zuren die het element zuurstof bevatten.
Deze zuren kunnen in naamgeving variëren, afhankelijk van het minimale en maximale aantal zuurstofatomen in het molecuul
Bijvoorbeeld:
H2SO3 en H2SO4
fosforzuur = H3PO4
Als de formule niet H3PO4 is, maar H3PO3, dan krijgt dit zuur de naam: fosforigzuur.
Zuur |
zuurrest |
voorbeeld |
voorbeeld |
onder(hypo).......igzuur |
onder(hypo).......iet |
hypochlorigzuur |
hypochloriet |
......igzuur |
......iet |
chlorigzuur |
chloriet |
......zuur |
......aat |
chloorzuur |
chloraat |
(hy)per.......zuur |
(hy)per.......aat |
(hy)perchloorzuur |
(hy)perchloraat |
N.B.
Niet alle zuurstofhoudende zuren hebben alle vier mogelijkheden
Allemaal hebben ze de normale '...zuur' en '...aat'
Sommige hebben ook '...igzuur' en ...iet'
Hypo en hyper zijn tamelijk uitzonderlijk
- Waterstofzuren
De meest bekende van dit type is HCl, zoutzuur
De formule begint altijd met H, direct gevolgd door een ander element, zonder zuurstof dus (HBr, HI, HCN, etc.)
- Kationzuren
Het meest beroemde voorbeeld is het aluminium-ion in water opgelost, maar er zijn er veel meer.
Kationen zijn vrijwel altijd meerwaardige gehydrateerde positieve metaalionen:
Al(H2O)63+, Cu2+, Fe2+ of Fe3+, en nog veel meer andere, zijn altijd in water gehydrateerd.
De tekening laat de aantrekking zien tussen Al3+ en het δ- deel van zuurstof en het δ+ deel van waterstof.
De watermoleculen (in totaal 6) omgeven het 3+ ion van Aluminium omdat dit positieve ion de δ- van water om zich heen trekt.
Zodoende wordt de afstand tussen 3+ en δ+ steeds korter en daarmee de afstoting tussen 3+ en δ+ steeds sterker.
Het gevolg is dat de H min of meer kan worden afgestoten. Er kan afgifte zijn van H+-ionen, en dat noem je: een zuur karakter.
Ook een ammonium-ion kan een proton afgeven en is dus een (zwak) zuur.
- Negatieve ionen
Normaal zullen negatieve ionen H+ ionen willen aantrekken, en dan noem je het een base.
Toch kunnen bepaalde negatieve ionen als zuur dienen, dus H+ afgeven. Bijvoorbeeld: HCO3-.