Honderden of duizenden monomeren, in het bijzonder glucose doen daaraan mee, zijn aan elkaar gekoppeld en vormen een zeer lange keten: een macromolecuul. In het algemeen mag je er van uitgaan dat hier de onderdelen allemaal cyclisch zijn.



    Voorbeelden:
  • in planten: amylose of zetmeel, en cellulose
  • in mens en dier: glycogeen