Polymeer, structuur
    1. homopolymeren: het macromolecuul is opgebouwd uit slechts één type monomeren.
    2. copolymeren: het macromolecuul is opgebouwd uit twee of meer typen monomeren.
    1. een macromolecuul kan een lineaire structuur hebben; het product is dan flexibel.
    2. een macromolecuul kan een vertakte structuur hebben; het product is dan stug, harder, zonder flexibiliteit.
    1. Tussen de macromoleculen kunnen dwarsverbindingen bestaan. Zulke producten blijven hard bij verwarming. We noemen die "thermoharders". Deze stoffen kunnen een soort rooster hebben, een driedimensionale structuur met dwarsverbindingen.
    2. Zo niet, dan heeft de structuur dus niet een duidelijke driedimensionale structuur, er is niet zoiets als een rooster.
      Bij verwarmen wordt het product zachter en kan zelfs smelten. We noemen dit "thermoplasten".