Opdracht 03-27

Moleculen van de Halogenen hebben relatief lage kookpunten, maar wel onderling verschillend.
Leg die verschillen uit, waarbij het tabellenboek gebruikt mag worden (tabel V).



Antwoord:

Enkele gegevens uit die tabel V over kookpunten (kolom 7, in Kelvin!!)
1
=
element
2
=
symbool
3
=
atoom-
nummer
4
=
massa-
getal
5
=
elektro-
negativiteit
6
=
smeltpunt
 
7
=
kookpunt
8
=
atoom
straal
 x
10-12m
9
=
ion
straal
x
10-12m
10
=
vanderwaals
straal
x
10-12m
Fluor
F
9
19,0
4,0
54
85K= -152oC
64
133
135
Chloor
Cl
17
35,5
3,2
172
239K= -152oC
99
181
180
Broom
Br
35
79,9
3,0
266
332K= -34oC
114
196
195
Iodium
I
53
126,9
2,7
387
458K= 59oC
133
219
215
Astatium
At
85
 
2,2
575
610K= 185oC
140
 
 

Fluor kookt al (wordt gasvormig) bij een temperatuur van -152 graden Celcius. Terwijl Jodium pas kookt bij +185 oC .
Dat zijn relatief lage temperaturen omdat de intermoleculaire bindingen zwak zijn (er is geen polariteit).
De verschillen zijn te danken aan het feit dat de moleculen steeds grotere massa hebben (zie kolom 4).
Zwaardere moleculen worden moeilijker gasvormig; de vanderwaals krachten nemen dan toe.