antiautoritaire opvoeding
De voorgeschiedenis
Alles moet anders.
De generatie van de naoorlogse geboortegolf verzet zich in de jaren zestig op ongekende manier tegen de oude waarden en normen. Het blijft niet bij woorden, ze gaat de straat op, protesteert, maakt haar punt duidelijk op vele manieren. Ze acht een nieuwe, betere samenleving, een eerlijke en leefbare maatschappij echt mogelijk en is vastbesloten om de kinderen die zij voortbrengt alvast voor het Utopia geschikt te maken.
Het moet afgelopen zijn met gezagsgetrouwe, aangepaste en consumptieve wezens, met onderdrukkers en onderdrukten, met straffen en belonen, met een maatschappij waarin veel werknemers geestdodend werk moeten verrichten. Materialisme, carrière maken, regentendom, mantelpakjes, het wordt allemaal belachelijk gemaakt. De jonge studenten van de jaren zestig willen af van het duffe, muffe, saaie, fantasieloze, brave en vooral gehoorzame van de oudere generatie die zich laat ringeloren door autoriteiten en dat ook van de jeugd, van het brave kind verwacht.
Het nieuwe motto is: Niet doen wat van je verwacht wordt, maar creatief zijn en alternatief leven.
En dan gebeurt er iets bijzonders onder de studenten, iets wat tegelijk ook zo gewoon is: Ze krijgen kinderen. Prompt wordt dat opgepakt als een nieuw middel in de strijd. OK, het kind dient zich vaak wat onverwacht aan - de nieuwe seksuele moraal is nog niet helemaal in evenwicht met de geboortebeperking - maar ze raken niet in paniek. Het is hooguit even schrikken: o hemel, we moeten gaan opvoeden. Zijn het niet juist opvoeders die gehoorzaamheid eisen? Moeten zij dat nu zelf gaan doen? Nee, natuurlijk niet.
Integendeel. Enthousiast grijpen ze deze gelegenheid aan om de opvoeding van hun kinderen te gebruiken voor het creëren van nieuwe, autonome, kritische en sociale mensen. Die kinderen van hun moeten, als ze groot zijn, de nieuwe samenleving vorm gaan geven. Het opvoeden wordt een strategie ter verbetering van de wereld.
De generatiekloof
Wat was er zo fout aan de opvoeding die zij zelf ondergingen, na de oorlog, in de jaren vijftig? Dat was toch die fijne, veilige tijd, waarin kinderen nog prettig verlegen waren en vaders woord wet? Nee, het was niet fijn. Zo ongeveer alles was fout. De verzetgeneratie is blij dat ze de 'gevangenschap' van de huiselijke haard mogen ontvluchten. De oude moraal zint hen niet: het gebrek aan vrijheid en zelfontplooiing, het je moeten voorbereiden op en je aanpassen aan de bestaande maatschappij, het 'eigen willetje' dat gebroken moest worden, de hypocrisie van het je alles aantrekken van wat familie en buren er wel van zullen denken, het idee dat bloot vies is, dat seks alleen bij het huwelijk tussen man en vrouw hoort, dat alleen ontaarde moeders hun kinderen naar een crèche sturen, enzovoort. Het moet allemaal anders.
Deze jongeren, later ook wel aangeduid als de babyboomers, eerst nozems, daarna provo's of kabouters of wat ook, zijn er aan gewend om alles anders te willen dan hun ouders. Ze raken niet (zoals dat verwacht werd) hun wilde haren kwijt. Integendeel, die worden langer en langer.
Daar gaat hij, in zijn grote groezelige jas, zijn baardig gezicht in de kraag gedoken, zijn broek slobberend op zijn schoenen gezakt. Mijn zoon. Om wie ik en aan wie ik zo graag een beetje glorie zag en ook iets van het toch waarlijk niet geringe inkomen dat ik dit jaar voor het gezin verwierf. Waarom mag ik niet wat vrucht van m'n werk te zien krijgen? Mijn twee jongste zonen zien er, wat hun haar betreft, af en toe zo schunnig uit dat ik me geneer voor mijn eigen kinderen. Wanneer je een foto van beatjongens ziet in krant of omroepgids, dan vind ik daar, wanneer ik van zo'n foto opkijk, in m'n huis de evenbeelden van. Deze vertoning dringt zich bij iedere blik weer aan me op, aan tafel, in m'n eigen huis. Dit is toch te gek.
Citaat uit: De tekenaar, dagboek Daan van Driel 1925 - 1992
Meteen na de Tweede Wereldoorlog - seks is nog vooral gekoppeld aan kinderen krijgen, voorbehoedmiddelen kun je pas vanaf 1967 bij drogist of apotheek kopen, abortus is nog lang illegaal en vroeg kinderen krijgen is normaal - veroorzaakten hun ouders een ongekende geboortegolf. Nu die generatie opgroeit, zijn de ouders verbijsterd over de protesten, de acties, de demonstraties.
Eindelijk is het land weer opgebouwd, is er geen werkloosheid meer, is de dreiging van oorlog een beetje uit de lucht en dan gaan hun kinderen roet in het eten gooien. Die hebben het nota bene veel beter dan zij het ooit gehad hebben. Die jongeren hebben geen crisis meegemaakt, geen oorlog. Zij wonen in een verwarmd huis, met elektrisch licht, kunnen onder de douche en krijgen een koekje bij de thee, op zondag een gevulde koek.
Ze hoeven niet meer in door moeder gemaakte kriebeltruien of verstelde kleren te lopen. Ze krijgen een autoped, een fiets of zelfs een brommer. Ze kunnen tv kijken, op zondag in de auto een tochtje maken. En slimme arbeiderskinderen mogen zelfs naar de Hogere Burgerschool, de HBS.
En toch ontstaat die generatiekloof, iets wat de ouders van deze jongeren niet kenden. Die hebben hún ouders altijd met respect behandeld en ze begrijpen niet wat ze fout hebben gedaan. Vanwaar die grote mond, dat onverzorgde uiterlijk, die afschuw van een goede baan? En als je hen langharig, werkschuw tuig noemt, krijg je als antwoord: 'Beter langharig dan kortzichtig.'
In plaats van tevreden te zijn met al die welvaart, stellen de kinderen hun ouders impertinente vragen. Welke verzetsdaden hun ouders dan wel gepleegd hebben en hoe het zat met de collaboratie. Hoe het mogelijk is dat ze meteen na de oorlog hun kinderen weer aanleren om gehoorzaam te zijn. Die gehoorzaamheid heeft nou juist tot de grootscheepse wandaden in de Tweede Wereldoorlog geleid. Wat deden zij tegen de harteloze manier waarop op de terugkeer van joden uit de concentratiekampen werd gereageerd? En wat nou, 'politionele acties' in Indonesië; het ging om koloniale onderdrukking!
Waarom lopen ze zo braaf achter de VS aan? Welk recht heeft Amerika om in Vietnam zo te keer te gaan tegen de communistische Vietcong, met napalm en dergelijke? Iedereen kan de misvormingen bij baby's zien, en horen van de ziektes die het lustig rondgestrooide ontbladeringsmiddel Agent Orange veroorzaakt. Hebben ze nog steeds niet geleerd van de atoombom op de Japanse stad Hiroshima?
De babyboomers verzetten zich tegen hun behandeling als snotapen die niets hebben meegemaakt en die nooit tulpenbollen hoefden te eten. Ze halen hun schouders op over de onzinnige tegeltjeswijsheden van hun ouders: 'zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens', 'wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje' en 'wie zijn kind liefheeft, kastijde het'. Ze vinden het idioot dat er nooit ergens over gepraat kan worden, dat er nooit vraagtekens worden gezet bij normen en waarden.
Rachel, George en Diny (uit Groningen) en Tony (uit Amsterdam), ouders die hun kinderen op de antiautoritaire crèche deden, kijken in 1995 terug op die tijd; hun commentaar:
Mijn voornaamste kritiek was het impliciete van de opvoeding. Opgevoed met nul komma nul reflectie op wat dan ook. Wat je wilde of voelde, deed er niet toe. Ook niet op school, waar alleen het rapport, met cijfers voor gedrag en vlijt, de maat was.
Waarom werd nieuwsgierigheid bestraft, gevoelens onder tafel geschoven, de vuile was binnen gehouden en 'ons willetje gebroken', als we eigen wensen uitten? Kinderen mochten niets, omdat het huis schoon moest blijven. En al helemaal idioot was het dat de buren de belangrijkste norm waren.
Heel veel dingen moesten. Je moest je op een bepaalde manier kleden, je op een bepaalde manier gedragen. Dat hoorde zo, vonden mijn ouders. Ze bedoelden dat de buren een bepaalde indruk moesten krijgen.
Waarom zou je elk gezag gehoorzaam moeten zijn? Waarom zou je aan de woorden van een dokter, een notaris of directeur meer waarde moeten hechten dan aan die van een stratenmaker? Wat een hypocrisie en onvrijheid was er in de opvoeding en die benauwende moraal.
Waarom mocht een vrouw zich alleen maar met het huishouden bemoeien? Waarom kon ze geen verzekering afsluiten, geen geldzaken regelen, geen technisch vak uitoefenen?
En waarom was seks zo'n taboe? Mijn ouders praatten niet met mij over seks of over de maatschappij. Dat deden ouders in die tijd niet. Je werd zo lang mogelijk onnozel gehouden. Dat was beter voor de kinderziel.
Het hele leven ging uitsluitend om presteren: 'Ben je afgestudeerd en heb je een goede baan? Nou, dan ben je er, jongen.' Alsof ik er daarvoor niet was! Presteren om meer aanzien te krijgen en een nog mooiere auto te kunnen kopen. En dan op zondag een ritje met het gezin maken, een mooie berm uitzoeken en van daaruit naar andere automobilisten kijken, happend in een broodje.
We waren aan het losbreken van de jaren vijftig, die enorme naoorlogse opbouwperiode waarin iedereen dolblij was dat ie eindelijk eens wat geld kon verdienen. Dat pa een autootje kon kopen, een iets mooier huis, een bankstel. Een enorm materialisme. Wij waren een reactie daartegen.
Onze enorme aversie tegen het product- en resultaatgerichte heeft te maken met wat we zelf op school hadden beleefd. Dat je iets puur voor je genoegen zou kunnen doen of omdat het interessant is of om wat je eraan beleven kunt zonder dat het resultaten oplevert, was toen niet aan de orde.
Nieuwe opvoeders
De kinderen barende verzetsgeneratie, die de maatschappij zo onzachtzinnig wakker schudt, gaat nu haar eigen kinderen voorbereiden op een vrije maatschappij. Ze gaan hun kinderen opvoeden tot mentaal sterke, kritische en zelfbewuste volwassenen die autonoom kunnen kiezen.
Natuurlijk hopen ze dat hun kinderen gelukkig worden, maar hun opvoeding heeft een groter doel. Ze kijken langs hun kind heen naar de samenleving waarvan dat kind deel zal gaan uitmaken. Ook het kind zelf moet leren verder te kijken dan zichzelf. De vrije ontwikkeling van de kinderen staat centraal; met de nadruk op 'vrij'. Belemmeringen door onzinnige normen of door autoriteit die op niets gebaseerd is, worden verwijderd, zoals de valse motivatoren als reclame of kapitalisme. Ze leren hun kinderen niet dat ze 'de beste' zijn of moeten worden. Als je kinderen leert te presteren en te concurreren, voed je ze op in het stramien van een onderdrukkende maatschappij, vinden de ouders.
Dat vind ik achteraf opmerkelijk,' zegt George uit Groningen. 'Zo van: ik leef en we zien wel hoe het verder gaat. Geen carrière maken. Je mocht wel beter zijn, maar dat gaf je geen extra macht of recht op meer inkomen. Bovendien, het zag er allemaal goed uit voor de komende jaren. Iedereen zou gelukkig worden en welvaart krijgen. Dus waarom zou je onderling knokken?
En zijn vrouw: Aan competitiespelletjes wordt dus niet gedaan, prestaties worden niet geprezen.
Volgens Kees, ook uit Groningen, ging het op de crèche om de stimulans, het proces, het spel. Niet om de knikkers. Je zei dus eerder tegen een kind dat het lekker bezig was dan dat het iets moois had gemaakt.
Zijn vrouw Rachel haalt een voorbeeld aan uit het schrift van hun jongste zoon, met de verhaaltjes die het kind toen schreef. Er zitten doorhalingen in en daaronder staat "Slordig!"
Erg hè! Hoe je dan met zo'n creatief proces omgaat! Je moet toch kunnen knoeien als je een verhaal schrijft. Ik was tegen die prestatiecultuur, ook vanuit een ideologisch standpunt, omdat die je klaarstoomt voor een maatschappij waar je niet een, twee, drie achter hoeft te staan.
Het is nog steeds zo dat het onderwijs gericht is op wat maatschappelijk gevraagd wordt. Heel beperkend, voor kinderen heel onderdrukkend.
Ook als problematisch gedrag van kinderen tijdens vergaderingen wordt besproken, doen de ouders in principe niet aan oordelen en veroordelen. De kinderen zelf zijn daar ook niet mee bezig.
De antiautoritaire opvoeders gaan hun kinderen dus niet aanpassen aan de bestaande, kapitalistische maatschappij. Je moet een vuist maken tegen de klassenmaatschappij en tegen het kapitalisme. Een affiche uit die tijd van een klein, bloot kindje dat schopt tegen een kinderwagen, bestuurd door kapitalisten, illustreert die opvatting.
Werk aan de winkel
Het gezag wordt getart, soms met ludieke, soms met harde acties en witte plannen. Demonstreren wordt een wekelijkse hobby. Vele taboes worden omver gegooid. Geestverruimende middelen worden uitgeprobeerd.
De overheid zit ermee; hoe moet ze omgaan met Het Witte Kippenplan (kip is een populaire benaming voor een agent) dat van politiemensen maatschappelijke werkers maakt, het Witte Wijvenplan dat vrouwen hulp en advies biedt in seksuele zaken, het Witte Ambtenarenplan dat voorziet in het opblazen van het Bevolkingsregister, het Witte Fietsenplan met gratis fietsen, en het Witte Kinderplan dat kinderen op een niet-traditionele manier wil opvoeden?
De linkse pers is geïnteresseerd, de rechtse pers (Telegraaf) roept op tot harde aanpak. In een redactioneel commentaar in De Telegraaf van 17 augustus 1965 pleit deze krant voor een harde aanpak van het gespuis:
De zogenaamde provo's hebben hun rel weer gehad. Er is flink geslagen, er is een aantal gewonden en er zijn processen-verbaal opgemaakt. Het is nuttig om vast te stellen dat het hier beslist n i e t gaat om een groep burgers die ook maar een schijn van recht heeft als zij zich om wat voor reden dan ook achtergesteld gevoelt. Omdat zij, naar zij zeggen, geen gezag erkennen, willen zij provoceren. Het antwoord op deze provocaties kan slechts een duidelijk antwoord zijn: dergelijke ordeverstoringen kunnen niet geduld worden.
Ramses Shaffy legt in de documentaire Allemaal rebellen (1983) van Louis van Gasteren uit hoe intens die tijd was. Op de vraag van de regisseur wat er op de feesten gebeurde, antwoordt hij vol hartstocht:
Ja, dan zát je daar, en dan keek je elkaar áán, en dan lééfde je.
Studenten discussiëren in werkgroepen over het openbreken van de ivoren torens van de universiteit en zaken als onderwijs, seksualiteit en politiek, homoseksualiteit, mannen- en vrouwenrollen, de Derde Wereld, milieu, antipsychiatrie en subcultuur en marxistische natuurwetenschap.
Antirookmagiër Robert Jasper Grootveld houdt happenings bij Het Lieverdje op het Spui in Amsterdam. (zie ook de film "Rebelse Stad" uit 2015) Cabaret Lurelei steekt de draak met taboes op seksualiteit, gezag, God, Nederland en Oranje.
In 1963 eindigt een aflevering van het Vara-programma 'Zo is het toevallig ook nog eens een keer' zelfs met een scène waarin de tv wordt aanbeden als God. De Vara wordt overstelpt met boze brieven. Ook kabinet en Kamerleden vinden de uitzending schandalig en minister-president Marijnen overweegt maatregelen om herhaling te voorkomen.
Met leuzen als 'Met de pil meer mens', 'Power to the people', 'One man one vote', 'Stik in je blik' en 'Johnson moordenaar' wordt er gedemonstreerd tegen betutteling, regenteske hoogleraren, de onveilige en stinkende auto's en fabrieken, de oorlog in Vietnam, de atoombom, het huwelijk van Beatrix en Claus. De zakenman heeft een bord voor z'n kop, zingt Boudewijn de Groot, en die zakenman wil niet zien wat hij mens en milieu aandoet met zijn vaak overbodige consumptieartikelen. Het kapitalisme leidt tot consumptieverslaving.
Deze jongeren stemmen (radicaal) links, hullen zich in gerafelde kleding en Afghaanse jassen. Jongens en jonge mannen laten hun haar tot minimaal schouderhoogte groeien. Toneelspelers bekogelen andere toneelspelers met tomaten (Actie Tomaat) en op elke hoek van de straat wordt 'tejater' gemaakt.
Rijk worden, of kampioen of beroemd, zulk streven is verdacht. Schatrijk zijn kan alleen maar ten koste van de ander, die dan arm blijft.
Presteren om het presteren, concurrentie en ambitie zijn strijdig met sociaal en solidair.
Studenten volgen het voorbeeld van de rebellerende studenten in Berlijn (Rudi Dutschke) en Parijs (Daniel Cohn-Bendit). In 1969 bezetten studenten een deel van de Katholieke Hogeschool in Tilburg en dopen die om in Karl Marx Universiteit. Een paar maanden later gaan Amsterdamse studenten over tot bezetting van het Maagdenhuis en de Lutherse Kerk aan het Spui. Ze eisen medezeggenschap in het bestuur en stellen in groepsverband inhoud, vorm en maatschappelijke relevantie van de studie ter discussie.
De politie treedt bikkelhard op, maar dat weerhoudt studenten van andere universiteiten er niet van in het Amsterdamse en Tilburgse voetspoor te treden.
Utopia
De nieuwe maatschappij, waar de protestgeneratie naar zoekt, is echt anders dan de oude. Een schets van hoe hun samenleving er uit gaat zien is te vinden in De Proklamatie van de Oranje Vrijstaat, een manifest van de Kabouterbeweging in 1970.
De Kabouterbeweging (1969-1974), in het leven geroepen door onder anderen de Provo's Roel van Duijn en Robert Jasper Grootveld, is tegen ongebreidelde kooplust, natuur- en milieuvervuiling. In 1970 haalt deze beweging vijf zetels bij de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen. In datzelfde jaar richt ze Oranje Vrijstaat (= vrij van oranje, dus vrij van de monarchie) op. Deze republiek zonder grondgebied bestaat uit de ideeën van haar leden, de kabouters.)
"De nieuwe maatschappij wordt niet geregeerd. Ze stuurt zichzelf doordat iedereen betrokken wordt bij de besluitvorming op het gebied van ekonomie, planologie, verdediging, miljeuhygiëne en alle andere zaken van openbaar belang. De nieuwe demokratie laat zoveel mogelijk beslissingen over aan de mensen ter plaatse, in hun verschillende raden.
Het persoonlijk bezit van produktiemiddelen is afgeschaft. De spanning tussen arbeid en vrije tijd is beëindigd, de spanning tussen rijkdom en armoede overwonnen, bezit wordt kollektief. Het nieuwe socialisme is gedecentraliseerd. Iedereen is medeverantwoordelijk, bepaalt zijn eigen lot en streeft naar geweldloosheid. Het is een antiautoritaire en schone maatschappij."
De ver gaande democratisering, de sociale betrokkenheid, de nadruk op het collectieve en het pacifisme, en het vooruitzicht van een kleinschalige en ecologische economie spreken veel protesterende jongeren aan. In hun toekomstige maatschappij is de mens de maat der dingen en zijn solidariteit en socialisme grote deugden.
Niet de economie van de groei, maar die van het genoeg staat in het vaandel. Topprestaties zijn eerder verdacht dan bewonderenswaardig.
Het gaat om het proces, om het spel, niet om de knikkers. Je doet iets voor je plezier, omdat het interessant is of om wat je eraan kunt beleven. Niet voor status.
In deze maatschappij hebben vrouwen geen specifieke vrouwenrol en mannen geen specifieke mannenrol. In de nieuwe maatschappij stimuleert geen enkele vader zijn zoon met verwensingen tot het maken van een doelpunt. In deze samenleving worden kinderen niet van hot naar her gesleept omdat ze als de beste moeten tennissen of vioolspelen. Maar als ze dat zelf willen, mag dat natuurlijk.
Ook kan in hun maatschappij de seksualiteit vrij beleefd worden en kunnen individuen met levensstijlen experimenteren. Hun utopie is een tolerante maatschappij zonder discriminatie, zonder zinloze taboes of dwingende voorschriften.
De nieuwe mensen die Utopia gaan bevolken zullen antiautoritair zijn en niet zomaar doen wat hen gezegd wordt. Ze zijn ongevoelig voor autoriteit die op positie of macht is gebaseerd. Ze zullen het vermogen hebben om kritisch over de dingen na te denken, origineel zijn en niet bang. Ze weten wat ze willen, staan open voor onderzoek, zijn in staat om beslissingen te nemen, ongeacht het waardeoordeel van de omgeving.
Vrijmoedig zullen ze hun mening geven en vrij zijn om daarnaar te handelen. Autonoom kiezen ze welk gezag ze zullen aanvaarden. Krachtige persoonlijkheden zullen ze zijn. Erkenning van anderen hebben ze niet nodig. Het 'IK', het gevoel van eigenwaarde, is sterk. Op de geestdrift, gedrevenheid en passie van de nieuwe mens wordt op geen enkele wijze een rem gezet.
Ze zijn autonoom en kritisch, maar ook solidair. Altijd houden ze rekening met de anderen, die ze, net als zichzelf, zien als unieke menselijke wezens. Ze zijn niet afhankelijk van bijval of solidariteit, maar nemen wel verantwoordelijkheid voor de maatschappij waarin ze leven.
Hun natuurlijke neiging tot het goede laat de nieuwe mens niet meer onderdrukken door fascistische machthebbers of een achterhaalde moraal.
Zouden er nog mensen bestaan die bovenstaande beschrijving na 2000 als Utopie herkennen?
De jonge historicus Rutger Bregman pleit ervoor weer in utopieën te denken (2014). Utopieën leiden volgens hem niet per definitie tot narigheid. Utopieën, zeker als die botsen, houden juist de motor van de democratie draaiende. Zonder Utopie rest slechts de technocratie; politiek is dan weinig meer dan bedrijfsmanagement. Hij citeert de Britse filosoof Bertrand Russell:
De mens heeft voor zijn geluk niet alleen het plezier van dingen nodig, maar ook hoop, verandering en vooruitgang. (…) Het is geen afgerond Utopia waar we naar moeten verlangen, maar een wereld waarin de verbeeldingskracht en de hoop levend en actief zijn.
Zo mist ook prof Micha de Winter de pedagogische vergezichten. Het moet ergens over gaan in de opvoeding. Ouders moeten zichzelf de vraag stellen: wat voor mensen willen we dat onze kinderen worden? Welke idealen willen we aan hen overdragen?
Met tegenzin werd onderstaande conversatie in 1995 door een antiautoritaire moeder weergegeven:
'Wat wil je later worden?' vroeg ik hem.
'Rijk,' zei mijn zoon. Dat antwoord beviel me helemaal niet.