antiautoritaire opvoeding
Na de crèche
[WORDT NOG AAN GEWERKT!]
Inleiding
In heel Nederland worden hooguit een paar duizend kinderen op een KRESJ beziggehouden.
Hoe gaat het verder na de crèche, op de kleuterschool en op de lagere school (tegenwoordig tezamen de basisschool)? Wat vinden meesters en juffen van die kinderen en hun ouders, en vice versa? Groeien ze op voor galg en rad, zoals wel geroepen is?
Na de crèche moeten de kinderen naar school. De kleuterschool is nog niet verplicht, maar daarna kun je de leerplicht niet ontlopen. Hoe antiautoritair blijft de opvoeding dan? Hoe doen die kresj-kindertjes het daar?
"Geacht College van Burgemeester en Wethouders,
Helaas zijn wij op korte termijn niet in staat het vereiste aantal kinderen bijeen te brengen voor de oprichting van een kleuterschool. Toch lijkt het ons noodzakelijk, dat ons opvoedkundig experiment doorgang vindt in het kleuteronderwijs. Dientengevolge verzoeken wij u ons in een onderhoud te informeren in hoeverre er mogelijkheden liggen om ons plan, een kleuterklas voor kresjkinderen op te richten, toch te realiseren."
Uit: een brief van de ouders van de Pater Brugmankresj aan B&W, Nijmegen, mei 1972
Rond de tijd dat de eerste lichting crèchekinderen qua leeftijd rijp is voor de kleuterschool (groep 1 en 2 van de huidige basisschool), staan de gangbare onderwijskundige methoden volop ter discussie. In 1970 verschijnt Het rode boekje voor scholieren. De titel verwijst naar Het Rode Boekje met citaten van Mao Zedong.
Het werkje is samengesteld door een werkgroep van kritische leraren 'in voortdurend overleg met leerlingen' en gaat in op kwesties zoals de plaats van de school in de maatschappij, wat je er leert, wie er de baas is, het leraarschap, acties, seks, genotmiddelen en communes. Natuurlijk komen er reacties op dit boekje, waaronder het wat behoudender Groene Boekje, dat gaat over de problemen in het onderwijs. Deze discussies spelen zich vooral af binnen het voortgezet onderwijs en op de pedagogische academies.
Op de meeste kleuter- en lagere scholen verandert er niet veel. De antiautoritaire opvoeders staan dan ook voor een moeilijke keuze. Zelf een kleuterschool en daarna een lagere school oprichten? Kan dat en zo ja, hoe dan? Hoeveel tijd en moeite zal dat kosten? Of zullen we onze kinderen toch maar naar een bestaande school te sturen die min of meer dezelfde uitgangspunten hanteert als wij?
Door politieke idealen bewogen ouders overwegen om hun kinderen naar een echte arbeidersschool te sturen en zo een steentje bij te dragen aan de realisatie van het gelijkheidsideaal. Anderen leggen de prioriteit bij het bij elkaar houden van de crèchegroep, in de hoop dat zo het antiautoritaire karakter veilig kan worden gesteld. Ouders die moe zijn na jaren discussiëren, kiezen voor een school in de buurt, ook als die een traditionele school is.
De ouders van de Pater Brugmankresj besluiten een kleuterschool op te richten (zie de brief hierboven) waarin ze hun idealen kunnen verwezenlijken. Maar dat lukt niet. Het onderhoud waarom ze vragen, vindt wel plaats, maar leidt nergens toe en de ouders gaan op zoek naar een school waar hun kinderen inpassen en waar de leerkrachten de invloed van zo'n antiautoritair groepje accepteren.
De meeste scholen zijn daar niet happig op. Deze ouders hebben pretenties die ze waar willen maken binnen een systeem dat ze in feite afwijzen. Bovendien kunnen ze het beleid dwarsbomen als ze besluiten samen een vuist tegen de schoolleiding te maken.
Toch vinden de ouders van de Pater Brugmankresj een school die bereid is de kinderen op te nemen. Het blijkt een autoritaire school.
Karel:
De manier waarop de leerkracht op de kleuterschool met mijn dochter omging, was totaal anders dan hoe ik en de hele groep ouders met onze kinderen hadden gedaan. Hoe dat ging, dat was bijna een aanslag op de kinderen. Ik kan me voorstellen dat je een programmaatje wil doen of dat je een verhaal wil vertellen en dat je dan vraagt dat de kinderen luisteren. Maar hoe de juf dat opdrong, met die angst! De kinderen wisten niet wat ze meemaakten. Ze werden er onzeker van. Voor het eerst werd er druk op ze uitgeoefend. Hoewel er ook kinderen waren die dat wel prettig vonden. Op die kleuterschool zaten ook kinderen van traditionele ouders en daar beriep de juf zich voortdurend op. Ze speelde de ouderpartijen tegen elkaar uit.
Persoonlijk heb ik het er een aantal maanden heel moeilijk mee gehad. Tot ik dacht: zo kunnen we nog jarenlang met iedereen ruzie maken. We moeten ons anders opstellen. Dus we zijn gematigder geworden om contact met die ouders en leerkrachten te krijgen. Toch zijn we met vijf andere ouderparen van kleuterschool veranderd. De persoonlijkheid van de kleuterleidsters gaf de doorslag bij de keuze. Of die wat soepeler waren...
De rest van de ouders, ongeveer de helft, kiest ieder voor zich een school. Dat leidt tot ruzie in de oudergroep. Men vindt het tragisch voor de kinderen, die nu hun groepje als referentiekader kwijt zijn. Tineke is zo'n moeder die afhaakt. Ze stuurt haar dochter naar een 'traditionele truttenkleuterschool' in de buurt:
Ze vond het heerlijk, net zoiets als naar opa en oma gaan. Als thuis haar iets niet zinde, dreigde ze het tegen de juf te zeggen of bij oma te gaan wonen.
Op de Amsterdamse Prins Konstantijnkresj besluit men rond 1971 de oudste kinderen mentaal voor te bereiden op het reguliere onderwijs. Connie, de vaste kleuterleidster, en zeven kinderen betrekken de bovenverdieping van het crèchepand. De kinderen wordt nu gevraagd te helpen met opruimen en er wordt meer in groepsverband gedaan: spelletjes, zingen, voorlezen.
In het begin is dat wennen. In de protocollen over de kleuters staat dat de leidster zich erover verbaast dat deze kinderen die zich zo vrij bewegen, zo'n reactie hebben als ze en groupe een spelletje doen. Ze vinden het gênant.
Toch blijkt uit deze stukken ook dat de kinderen meer rekening gaan houden met de anderen en zich langzamerhand beter kunnen concentreren: langer luisteren, langer met een activiteit bezig zijn.
Maar de ouders laten het afweten.
Connie:
Ouders zouden verslagen maken, maar bijna niemand deed dat. Dat verslag had een functie. Ik was daar upset over. Toen ik ontslag nam - er gebeurde gewoon niets meer met die ouders - werd deze groep opgeheven. De ouders konden die verantwoordelijkheid niet aan.
De kinderen gaan naar een gewone kleuterschool: op de Oude Schans of in de Kinkerbuurt.
Dino R:
In de Kinkerbuurt was een onderwijsvernieuwingsbeweging gestart, de voorloper van het Innovatieprojekt Amsterdam van Co van Calcar. De ouders die daar hun kind naartoe stuurden, kun je als een soort trotskisten beschouwen. Die wilden in de bestaande ordening verandering brengen.
Sommige crèchekinderen hadden het op de kleuterschool moeilijk. De 'gewone' ouders vonden hen te eigenwijs. Ze werden dan ook niet snel uitgenodigd. Vechten konden ze niet goed. Ze deden dat wel eens op de crèche, maar dat was iets anders dan op de kleuterschool. De kinderen van buiten de crèche hadden niet geleerd in een groep op te treden. Ze konden conflicten niet goed aan of ze sloegen erop los. Dat vonden onze kinderen raar: als je met elkaar bent, dan kom je daar toch wel uit? Onze crèchekinderen waren verbaal vaardiger, ze ouwehoerden er eindeloos op los. Dat vonden die kleuterjuffen natuurlijk vreemd.
Wim en Aaf wonen in die tijd in een woongroep. Samen met de andere kinderen uit de woongroep gaat hun zoontje Vic naar een kleuterschool in de Kinkerbuurt. Daar proberen ze de aanpak van de crèche door te voeren.
Aaf:
Wij wilden dat de kinderen bij elkaar bleven, maar dat deed de school niet. De kinderen hadden moeite zich aan te passen aan het autoritaire systeem. Ze mochten niet op een tafeltje zitten, moesten hun werkjes doen op een stoel aan een tafeltje.
Later gaat Vic naar een andere kleuterschool.
Wim wordt daar penningmeester van de ouderraad:
Ik trof daar een bulk geld aan. Wel 10.000 gulden. Hadden ze gespaard. Hoe haal je het in je hoofd om geld op te potten! Ik heb het allemaal opgemaakt. Dat vonden die onderwijsmensen een verschrikkelijke bedreiging.
Ik kreeg als penningmeester een keer een bonnetje, tegen kerst, van 135 gulden. Hadden ze zes banketletters voor de leidsters besteld. Dat deden ze altijd, zeiden ze. Ik zeg: Zijn die dingen van goud? Ik ben penningmeester. Hoe moet ik dat verklaren. Ik weet niet of we dat betalen. Het ouderfonds is van de ouders. Dat beheren wij. Dat soort strijd dus.
Ze verven het lokaal, schilderen een grote zon op de muur en zetten er een wasmachine in en een oud, kapot televisietoestel. Alles wat je in een normaal huis tegenkomt, staat er. Maar iets te zeggen krijgen over bijvoorbeeld de omgang met de kinderen en het geld uit het ouderfonds, kost veel moeite.
De eerste lichting vierjarigen van het Amsterdamse Witte Kinderplan gaat naar een gewone kleuterschool. Die bevalt maar matig. Er is minder vrijheid, naakt door de klas rennen is taboe. De kinderen moeten zich aan de school aanpassen in plaats van andersom, en het lukt de ouders niet om echt invloed uit te oefenen. Daarom besluiten ze zelf een kleuterklas op te richten, zij het onder de paraplu van een officiële school. Scholen die in aanmerking komen zijn de ASVO (Amsterdamse Schoolvereniging voor Opvoeding en Onderwijs) en de Cornelis Vrijschool, maar die zijn niet geïnteresseerd. De Geert Groote School staat wel open voor het initiatief.
Tony:
We kraakten het pand naast de crèche op de Nieuwmarkt, begane grond en eerste verdieping, boorden een gat in de muur en verbonden zo het ene pand met het andere. We stelden twee kleuterleidsters aan; de betaling werd geregeld door de Geert Groote School. De twee kleuterleidsters zouden beschouwd worden als geadopteerde ouders.
Voor het eerst formuleerden we doelstellingen en uitgangspunten. We hadden inmiddels wat meer aan ideologische onderbouwing gedaan. Er ontbrandde een strijd tussen mensen die vonden dat je "gewoon" moest doen en mensen die vonden dat het volgens de antiautoritaire principes moest.
Gedurende de zes jaar van zijn bestaan kent deze klas ups en downs. De eerste crisis ontstaat aan het eind van het eerste schooljaar als een jongetje brand sticht. De kleuterleidsters staan erop dat het jongetje medisch en psychologisch getest wordt. Deze kwestie roept veel emoties op en is aanleiding tot bezinning. Er is kritiek op de leidsters die zich juf laten noemen en zich gedragen als doorsnee kleuterjuffen in plaats van als geadopteerde ouders. Ook de geringe inzet van een aantal ouders wordt gehekeld en het feit dat het schoolleven veel te los staat van de maatschappij.
Deze en een volgende crisis overleeft de school, maar niet de financiële crisis van 1976. Zelfs een benefietavond in De Melkweg, in die tijd alleen nog een muziekcentrum, en andere wervingsacties kunnen de school niet meer redden.
Net als de ouders van de Prins Konstantijn gaan ook de ouders van Amsterdam ZO de kinderen voorbereiden op autoritaire situaties. Daarna kiezen ze voor de dichtstbijzijnde kleuterschool en gaan meteen in de oudercommissie zitten.
Marja:
Ik heb kinderen in de voorbereidingsfase wel eens gedwongen om allemaal tegelijk de kleien of te verven. Sommige kinderen gingen zich behoorlijk afzetten.
Op die school infiltreerden we. We waren vreselijk actief. Ik deed mee aan de speelzaal, hielp op school, zat in commissies. En dan nog die vergaderingen. Ik was nauwelijks thuis.
Na een jaar krijgen de ouders het voor elkaar dat ze één keer per maand de teamvergaderingen mogen bijwonen en ze krijgen inspraak bij niet-heikele kwesties als de organisatie van het schoolreisje en de Sinterklaasviering. Ook willen de ouders dat de school hun ideeën overneemt en ervoor zorgt dat de kinderen voor de overblijf terug naar de crèche kunnen. Daarover zijn strubbelingen met het schoolhoofd. Die begrijpt niet dat de ouders niet zelf de overblijf regelen en hij vindt dat de ouders hun kind veel te gemakkelijk een ochtendje thuis of op de crèche houden. De ouders zetten uiteindelijk zelf een buitenschoolse opvang op.
De kinderen hebben het op school naar hun zin, hoewel niet alle juffen hun aanwezigheid op prijs stellen. De ene waardeert het dat ze met de kinderen kan praten en dat die het zeggen als ze genoeg hebben van een activiteit; een andere juf vist die van Kikkestein er meteen uit: die zijn druk en brutaal en daar heeft ze niets mee.
Marja:
Maar op den duur ontstonden er leuke discussies met het onderwijzend personeel over opvoedkundige problemen.
De ouders van het Utrechtse Witte Kinderplan willen een eigen kleuterschool oprichten, maar die school komt niet van de grond.
Johan:
De ouders zagen er erg tegenop hun kinderen op een school te moeten doen: het idee dat je kind een jaar lang in zo'n klas met een juf zou moeten zitten, leek ons een verschrikking. Toen hebben we gezocht naar een school die tenminste een beetje progressief was.
Een Freinet-school, zegt Ankie. Uiteindelijk is het voor kinderen toch prettig als ze op een school zitten met kinderen die ze kennen. Je maakt dus afwegingen die eigenlijk niet zo bij je ideeën passen. De kinderen werden toch in een keurslijf gedwongen.
In Groningen kunnen ze een eigen kleuterschool niet betalen. De ouders kiezen voor een kleuterschool die hun het meest aanstaat. Zo gaat de dochter van Rachel en Kees naar een reguliere kleuterschool, toevallig een katholieke. Maar hoe ze daar les geven, sluit wel het beste aan bij hun opvattingen.
Diny en George komen bij een kleuterschool waar twee van de drie kleuterjuffrouwen achter hun ideeën staan.
George:
Dus daarover kwam wel een conflictje op die school. Vijf crèchekinderen gingen er heen; de meeste kwamen van buiten de stad. Een van de ouders paste tussen de middag op en dat liep goed. Niet alleen voor ons, het gaf meteen een beetje schwung aan die school. Het ging met die twee juffen erg leuk. Onze dochter sliep wel eens bij de juf thuis.
**********
Na de kleuterschool gaan alle crèchekinderen naar reguliere (lagere) scholen. De Nijmeegse ouders die in groepsverband opereren, hebben tegen die tijd een manier gevonden om niet bedreigend over te komen op de leerkrachten en de andere ouders. Ze kiezen voor een school in een arbeiderswijk in Nijmegen-Oost.
Deze school is veel gematigder dan de kleuterschool. Bovendien zitten er een paar arbeiderskinderen in de crèchegroep en dat vergemakkelijkt de omgang met de andere ouders.
Karel:
Later heb ik van mijn dochter gehoord dat er wel eens problemen met de andere kinderen waren. Ze werden bijvoorbeeld uitgescholden als ik met mijn lange haren in een oude auto de kinderen uit de auto zette. Die kinderen vonden mij en die auto stom.
De dochter van Tineke gaat naar een lagere school in de buurt.
Tineke:
Ik heb altijd mijn twijfels gehouden over de truttige normen en waarden daar. Op een gegeven moment kwam ik iets op school brengen. Mijn dochter zat toen in de tweede of derde klas [nu groep vier of vijf]. Waren ze een missverkiezing aan het houden! De meisjes stonden voor het bord en de jongens keken, onderuitgezakt op hun stoel, wie nou het mooiste meisje was. Ik was helemaal perplex!
De ouders van het Amsterdamse Witte Kinderplan die weinig affiniteit hebben met de antroposofische gedachtewereld van de Geert Groote School, kiezen voor de Burghtschool, de Cornelis Vrijschool of de ASVO. Naar deze drie scholen gaan ook veel kinderen van de Prins Konstantijn.
De dochters van Jan gaan eerst naar een lagere school in Amsterdam Noord.
Jan:
Daar konden ze zelf met de bus naartoe. Maar de kinderen uit Noord keken raar aan tegen de kinderen uit het Centrum. Die vonden de stad maar vies en dus die kinderen ook. Was een heel ander milieu.
De ASVO geeft ouders via het lidmaatschap van de schoolvereniging de mogelijkheid zich met het onderwijs te bemoeien. De school heeft een blad, ASVO Kommunikatie, er zijn allerlei commissies waar ouders in zitten en er is een ouderraad. De school heeft vooruitstrevende ideeën. Ze wil bijvoorbeeld rapporten afschaffen en daarvoor in de plaats een begeleidingskaart introduceren. Sommige ouders hebben wel wat moeite met het elitaire karakter van de school.
Tony kiest doelbewust niet voor de ASVO:
Mijn zoon was altijd al een professortje, maar hij had er moeite mee tegen jongens op te boksen. We waren inmiddels naar de Pijp verhuisd en we wilden per se een buurtschool. We kozen een Daltonschool. De onderwijskrachten daar waren tamelijk conservatief, maar er was wel aandacht voor creativiteit en zelfstandigheid. Mijn zoon heeft het daar moeilijk gehad, mijn dochter niet. Die had veel meer aanpassings- en overlevingsdrang. Ze vertelde laatst lacherig dat zij en haar broer hun verantwoorde, bruine boterhammen op weg naar school in de goot mikten. Ze wilden wit brood, net als de andere kinderen. Mijn dochter eiste in die tijd prompt plooirokjes en lakschoentjes.
De ouders mogen dan moeite hebben met de traditionele aanpak van veel scholen, van hun kant hebben de scholen het niet makkelijk met de antiautoritaire ouders en hun kinderen. Het is, voorzichtig uitgedrukt, even wennen aan de vrijmoedige kinderen en de bemoeizuchtige ouders.
Een leraar van de Cornelis Vrijschool (Amsterdam):
Eind '69 werd de pedagogische wereld op zijn kop gezet. De ouders waren links, progressief en kwamen uit een intellectueel milieu. Veel hadden gestudeerd of studeerden nog, vaak in een agogisch vak. Ze hadden nieuwe ideeën over opvoeding en maatschappij.
Daardoor ontstonden er spanningen tussen school en ouders, zoals over de ondemocratische bestuursvorm. De school had het daar moeilijk mee en kon niet met de opmerkingen van ouders uit de voeten. Zeer tijdrovende discussies moest je voeren en heel stevig in je schoenen staan.
Een paar gebeurtenissen brachten bij mij een kentering teweeg. Ik controleerde altijd de kastjes van de leerlingen op netheid. Als een kastje niet in orde was, schreef ik de naam van die leerling op het bord. Een pedagogische maatregel heette zoiets. Een ouder sprak mij daarover aan en gaf mij op vriendelijke manier te verstaan dat ik optrad als een politieagent, dat ik de kinderen aan de schandpaal nagelde. Dat was de eerste keer dat er getornd werd aan wat ik als vanzelfsprekend zag.
Een ander voorval betrof een discussie over seksuele opvoeding in de toenmalige vijfde klas, voor tienjarigen dus. Zo'n moeder vertelde dat zij haar zoontje van tien en een vriendinnetje van hem een kopje thee bracht. Ze klopte aan en wachtte tot ze toestemming kreeg om binnen te komen. De kinderen waren bezig elkaars lichaam te ontdekken. Wat mij frappeerde was dat de vrouw vond dat de kinderen recht hadden op privacy. Dat ze eerst aanklopte.
Nico Frijda [psycholoog] had zijn kind bij mij in de klas. Een lastige, maar ook leuke man. Hij kon in de deuropening staan en dan op zo'n onderkoelde, zuigende manier opmerkingen maken: Waarom doe je het niet zus of zo? Je hebt vast dit of dat boek nog niet gelezen. Hij nam het voor me mee. Daagde me uit. Als je maar bereid was mee te denken over nieuwe ontwikkelingen.
Deze ouders voedden hun kinderen heel vrij op, er waren nauwelijks grenzen, alles werd ter discussie gesteld. Leuke, creatieve, bijzondere kinderen, maar ze stonken, gingen te laat naar bed en hadden nooit hun huiswerk gedaan.
Op de Amsterdamse Burghtschool draaien de antiautoritaire ouders bij toerbeurt de overblijf. Zij hebben hun eigen tafels, in de hal. De andere kinderen eten hun boterhammetje in een veel rustiger ruimte op de eerste verdieping, onder het toeziend oog van twee dames.
De heer Nieland, die op de school de scepter zwaait, heeft er niet zoveel moeite mee:
Ik schrok als ik een vader met lang haar en in zo'n smerig interlockje door de school zag lopen. Moet dat nou, dacht je dan onwillekeurig. Maar dat was uiteindelijk niet belangrijk. Hun redenering over geld verdienen, nou, daar had ik respect voor. Niet meer verdienen dan je nodig hebt, heel eenvoudig leven, zonder te streven naar meer. Er waren er bij die daar zeer consequent in bleven. Ik zou het niet kunnen. Maar het zette je wel aan het denken als je mensen in je school kreeg die heel anders redeneren dan je gewend was.
Het was goed dat ze met hun ideeën aan de weg timmerden. Het had beslist zijn invloed in het onderwijs. Je had in dit vak nooit veel tegenspraak. Ik vond het eigenlijk ook heel gewoon dat ik altijd gelijk had. Dat gelijk van de meester werd minder vanzelfsprekend.
Connie van de Kresj PK werkt ook een tijdje op de Burghtschool:
De mensen op school wisten niet hoe ze het hadden toen er opeens ouders kwamen die mee wilden doen. Een juffrouw vertelde dat ze dat nog nooit had meegemaakt, terwijl ze al achttien jaar voor de klas stond. Vroeger kon ze zeggen: nu gaan we dit doen. Maar nu zei een van die kinderen: ik had eigenlijk gedacht iets anders te gaan doen. Maar die vrouw is wel in de veranderingen meegegaan.
Als er zeven antiautoritair opgevoede kinderen in de eerste klas van de Burghtschool komen, haalt de school hiermee een portie ouderparticipatie in huis die menig schoolhoofd het klamme angstzweet zou doen uitbreken. Maar het hoofd der school waardeert de inzet van het groepje ouders.
"Ik heb wel eens gedacht over een nieuwe school in een buitenwijk, rustiger. Maar ik mag het wel, dat zootje ongeregeld in de binnenstad. Ouders hebben er recht op om te weten wat er met hun kind gebeurt op school."
Een onderwijzeres durfde het verleden jaar best aan met de antiautoritairen. Ze heeft er een drukkere klas door gehad dan normaal, maar wel een leuke klas.
"Ze vragen bij alles het waarom en ze zijn gewend door te denken. Het zijn kinderen waar veel mee gepraat is en die daardoor zelf goed kunnen praten. Leuke kinderen."
De meeste kinderen van de crèche uit Amsterdam Zuidoost gaan naar De Blauwe Lijn, een school dicht bij huis. De kinderen kunnen er zelfstandig naartoe en er wordt op een prettige manier met hen omgegaan, vinden de ouders. Zo beginnen ze daar de dag met een kringgesprek. Over de onderwijskwaliteit zijn de ouders minder tevreden, maar dat nemen ze voor lief. De mogelijkheid om mee te praten is relatief groot. Montessori wordt niet overwogen. Te elitair, vinden ze.
De ouders in Utrecht kiezen voor een Montessori- of Daltonschool.
Naar die laatste gaat de zoon van Ankie.
Qua onderwijs, meesters en juffen, was het niet geweldig, maar wel zaten bijna alle kinderen van de crèche erop. De ouders kenden elkaar dus. Maar de kinderen in de hogere klassen kregen het Daltonsysteem door en wisten dat je in bijvoorbeeld de oranje groep harder moest werken. Luie, maar wel intelligente kinderen gingen dan gewoon op het onderste niveau zitten. Dan zeiden we tegen onze zoon dat hij een leren jasje zou krijgen als hij met Pasen in de oranje groep terecht was gekomen. We hielden hem een worst voor. Dat was dus helemaal niet antiautoritair.
Johan:
We wilden ons mengen met arbeiders. In ieder geval geen eliteschool vormen. Dus gingen we naar een school met arbeiderskinderen. Een slechte school. De school kreeg daarna een enorme toeloop van ons soort mensen. Werd het toch nog een eliteschool.
Op het Groningse platteland verloopt de aanpassing van de kinderen aan de gang van zaken op een dorpsschool moeizaam. De mentaliteit en de aanpak verschillen erg van die van de antiautoritaire opvoeders. Inspraak is niet aan de orde.
Diny:
We wilden niet eens zoveel inspraak. De eerste ouderavond… daar zaten de mannen, daar de vrouwen. En George ging naast mij zitten. Dat was de eerste revolutie. En ik vond dat er leesmoeders moesten komen. Nou, dat was me toch een bedreiging!
Dorpelingen en docenten zijn behoudend, vreemde eenden in de bijt worden buitengesloten. Of erger. Rachel en Kees kiezen voor hun dochter een gewone, openbare dorpsschool.
Kees:
Dat was geen positieve keus. Maar om je kind nou naar een willekeurige school in de stad te sturen... Het was een benauwende school. Milieuverschillen. Het onderwijs sloot niet aan, op geen enkel front.
Rachel:
Na een jaar kwam hier een vrije school. Een antroposofische. Daar is onze dochter naartoe gegaan en dat heeft haar goed gedaan. Een heel gestructureerde school met veel op het creatieve vlak. Veel verhalen, muziek, eurythmie.
Connie uit Amsterdam is tegen die tijd van Amsterdam naar de provincie Groningen verhuisd:
Mijn zoon heeft zich nooit aangepast, dus ook niet op de nieuwe school in Sint Jacobiparochie. Die school was erg! In de pauze kwam al die agressie van die kinderen uit grote gezinnen eruit. Tot bloedens toe. Op een gegeven moment pakten ze mijn dochter en sloegen haar tegen de muur. Ze vonden het waarschijnlijk vreemd dat ik samenwoonde en dat de vader van mijn kinderen er niet was. Vooral met mijn zoon liep het gierend uit de klauwen.
Ik vond toen een leuke school voor ze. Een piepklein Jenaplanschooltje in het laatste stukje van Nederland. Ik kreeg een brief mee van de eerste school. Daarin stond een heel verhaal over mij: moeder woont samen, kinderen noemen de man bij de voornaam, komen uit Amsterdam. Alles werd heel negatief gepresenteerd. Ik had er dus goed aan gedaan van school te veranderen.